Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Vanderveeren verkast naar Stade Leuven


(Foto: Yannick Vanderveeren met op de achtergrond Stade Leuven, zijn nieuwe liefde. Daarbij gedragen door de sneeuw, zijn eeuwige liefde.)

De kogel is door de Leuvense kerk. Na lang getouwtrek trekt Yannick Vanderveeren de deur dicht in Velocity en verhuist hij naar Stade Leuven. Onder het goedkeurend oog van goede vriend en tevens teammanager William Khalil, tekende Vanderveeren een contract van onbepaalde duur bij de Leuvense topclub.

Nadat Vanderveeren zijn universitaire studies met succes afrondde, bleek de 24-jarige Grimbergenaar grof wild op de transfermarkt. Zijn Merchtemse thuisclub Velocity Lifestyle wilde hem maar al te graag houden, maar Vanderveeren vond het tijd voor iets nieuws. Een verhuis naar de Kungliga Lawn Tennis Klubben in het Zweedse Stockholm leek in de maak, maar de Vlaams-Brabander met Limburgse roots verkoos nog even in Vlaanderen te blijven. “Interclub spelen op het Scandinavische gravel blijft een droom, maar ik voel dat mijn werk hier nog niet af is”, aldus Vanderveeren.

Een terugkeer naar de Strombeekse heimat bood zich als eerste optie aan, maar na een goed gesprek met Khalil besloot Vanderveeren de Leuvense kaart te trekken. “Op de prachtige Heverleese velden komt mijn offensieve speelstijl ongetwijfeld uitstekend uit de verf. Aan de voet van het voetbalstadion van OHL, waar mijn opa en overgrootvader heel wat glorie verwierven, wil ik het roemrijke sportverleden van de Vanderveerens verder zetten.”

Stade Leuven tracht opnieuw aan te knopen met haar rijkgevuld tennisverleden. Met deze toptransfer lijkt die wens meer dan terecht. William Khalil heeft hiermee zijn eerste aankoop als kersvers teamkapitein beet, maar speurt ook tijdens de feestdagen verder naar kerstkoopjes. “Na een korte tussenstop in New York, zoek ik de komende drie weken non-stop naar andere witte raven. Daarbij geeft Stade mij carte blanche, rekenend op mijn ruim netwerk.” Antwerpenaar Dries Debacker wordt genoemd als tweede versterking. De transfermarkt sluit op 15 januari 2010.

(Foto: Vanderveeren wil meteen een voorbeeld vormen voor de plaatselijke jeugd.)

Keuren op de Boekenbeurs

De Antwerpse Boekenbeurs. Na tien jaar afwezigheid besloot ik me eindelijk opnieuw onder andere literaire genieën te mengen. De immer dwingende schrijversgeest voerde me op Allerzielen onder een stralend herfstzonnetje richting Scheldestad. Van een begrafenisstemming was geen sprake: honderden leergierige kinderen hosten doorheen de hallen.

Waar vervelende tieners de kidsday op menig tennistoernooi luidkeels verbrodden, getuigen deze leesgrage ukkies van een aangename discipline. Terwijl het tennis de coolness van onder de elitaire (hoog)dagen definitief kwijt is, voedt het volwassen leespubliek haar nakomelingen met een overdaad aan letters. Ze krijgt hiervoor een heerlijke rust in de plaats. Dat hun prille erfgenamen vooralsnog nietszeggende nonsens van Bob de Bouwer lezen, is geen ramp. Het vooruitzicht op 'Vanderveeren Verkondigt' houdt hen op het juiste pad. Vlaanderen leest en zal dat ook in de toekomst doen. Een geruststellende gedachte.

Minder geruststellend was het gebrek aan appetijtelijk volk op een boogscheut van het Schoon Verdiep. De Berchemse babes bleken boekenschuw en lieten - onterecht - de expositieruimte aan stijlloze schepsels. Geen oppervlakkige bevrediging tussen de neergeschreven diepgang. Misschien spelen de veredelde broodzakken, waarin de verkochte boeken worden ingepakt, daarin een rol. Voor een bezoek aan de bakker kleedt de Vlaming zich niet meer op. Normen vervagen, ook op een culturele hoogmis.

Deze misdadigsters tegen de mode stillen schuchter hun honger naar verrijkende volzinnen. Daarbij turen ze met een flirtonvriendelijke blik ongestoord richting de overvolle boekenkasten, weg van pronkerige passanten. Ogen op zoek naar letters, niet naar lust. De hitte dwingt nochtans tot relatieve naaktheid, maar zonder trenchcoat loop ik recht de ijswoestijn in.

Plots dobbert het Antwerpse nachtleven als een tintelende dagdroom langs de kippetjesbelovende kaaien. Nanno sur l’eau met een boek als natte droom. Sexy superficiality & posh profundity ontmoeten elkaar aan de boorden van de onuitgediepte Schelde. Niet zo op de boekenbeurs. Het literaire gezag bestempelt uiterlijk vertoon als decadent.

Genoeg gedagdroomd en (af)gekeurd, tijd om te kopen. Ik wilde nu wel eens weten welke directe (fysieke) voordelen - naast een makkelijke openingszin - er aan de functie van parlementair medewerker verbonden zijn. Daarom, 'Darwin en de consument: seks, status en het brein' (Geoffrey Miller). Als ethisch tegengif vond ik 'Tegen de onverschilligheid: Pleidooi voor een moderne levenskunst' (Joep Dohmen). Met deze levensleidraad hoop ik mijn arrogant imago op een aanvaardbaar peil te houden. De Metropool die me het Pad van de Bescheidenheid toont. Boeken maken echt een wereld van verschil.

Liefde voor Limburg

Provinciezuip in het Huis der Rechten. Een jaarlijks zwelgfestijn waar een van m'n grootste levensliefdes ontluikt. De ijskoning opent zijn hart en pronkt ongegeneerd met zijn liefde voor Limburg. Als student trok - en vulde - ik voluit de Limburgse kaart op de Provinciezuip. Tot grote ergernis van m'n vrienden. Een hypocriete houding van een raszuivere Vlaams-Brabander. Alcohol maakt een mens echter eerlijk, waarmee de identiteitskwestie beslecht was.

Nu het gezondheidsfascisme ook mijn denken en doen heeft aangetast en de politieke carrière studentikoos stappen bemoeilijkt, beperkt mijn deelname zich tot een alcoholloze acte de presence aan de bronsgroene eikenhouten toog van het HdR. Het hart klopt er niet minder snel om. Limburg zette dat emotionele lichaamscentrum al als ukkie in lichterlaaie. Gezellige familiefeesten voorzien van Neerpeltse vlaai. De Limburgse liefde gaat door de maag. Maar vooral via de tong.

Ritmeloze barbaren bestempelen de Limburgse tongval als een langgerekt lamento. Ik dank de taalgoden op mijn blote knieën voor elke seconde van dat hemelse gezang. Waar West-Vlaamse wijven me na een kwartier onverstaanbaar en monotoon gezwets mateloos irriteren, mag een Limburgse lekkere me een etmaal lang vocaal verwennen met haar sexy serenade. Duffy, Maria Mena en Limburgse deernes: hun gezegende stembanden plaatsen hen sowieso op een hoger echelon.

Bovendien wees het zangerige dialect me op de schoonheid van andere melodieuze talen. Mijn passie voor het Italiaans en Zweeds vloeien voort uit mijn infantiele impressies van de Limburgse familiediscussies. Al spelen vrouwelijk-visuele overwegingen ook hun rol. Zelfs een geëduceerd man heeft recht op wat oppervlakkigheid. Some bearable lightness of being.

Van in Lommel-Barrier tot in Sint-Truiden, de stamboomliefde loopt dwars door Limburg en haar hoofdstad heen. Ondanks een familiaal verbod om ooit met een Hasseltse thuis te komen. Te prejan - Neerpelts voor pronkerig - naar hun bekrompen goesting. De sensatie van de onmogelijke liefde schept de Stad van de Smaak tot mijn provinciale favoriete. Hasselt combineert een posh en arrogant imago, met een klein hartje dat buitenstaanders charmeert met haar jovialiteit en gastvrijheid. Je wordt niet voor niets verliefd op je gelijken.

Limburg won dit jaar opnieuw de Provinciezuip. Ik hou van winnaars. Ik hou van Limburg. Mijn moederland, mijn dierbaar oord.

Foto: De Limburgse familie verzameld op het Zonhovense korenveld, waar ’t lied des leeuw'riks klinkt.

Lamlendig Luxemburg

Zeven weken onafgebroken intellectuele slavenarbeid in het Vlaams Parlement. Een verlofdagje leek op z'n plaats om dat rigoureuze ritme te breken. Het Luxemburgse WTA-toernooi, met haar ongeordend vrouwentennis, bood het perfecte alibi.

De plaatselijke tennishal Kockelscheuer, Letzeburgs voor hanenschuur, zat niet met kakelgrage kippetjes volgepakt, maar werd bevolkt door doodstille bejaarden. Bommen van babes werden er niet verwacht getuige de lakse - zeg maar gerust gebrek aan - toegangscontrole. Yanina Wickmayer paste zich probleemloos aan en zeikte zich als een oud wijf naar winst.

Niet echt warm van het vervelende vrouwenspel - géén Caroline Wozniacki, noch Mandy Minella op het appel - hoopten we het wat heter te krijgen in het Luxemburgse nachtleven. Onze lokale bronnen tipten woensdagavond als hoogtepunt van het afterwork-gebeuren, wat dus als prioritair in de agenda werd aangestipt. Met de Brusselse Place du Lux(embourg) in het achterhoofd, laaide de hoop op een topavondje alvast op.

Hoop doet leven, maar niet in het nachtelijke Luxemburg Stad. Het centrum telt hoop en al vijf bars die naam waardig en leveren geen waar voor hun (duur) geld. Beroering onder het maanlicht moet al van de Duitse inval geleden zijn. Luxemburg 'feest' zoals de financiële wereld er overdag werkt: droog, afgemeten en onaantrekkelijk. Ik vraag me af hoe ze daar een beurscrash verwerken. Op café zal het alvast niet zijn.

Via een verkwikkende ochtendwandeling wilden we de ontgoocheling van ons af stappen, wat in het piepkleine centrum echter niet mogelijk bleek. Alles gezien in een kwartier: ongezien en ongehoord voor een Europese hoofdstad. Ideale wandelafstanden voor de oververtegenwoordigde oudjes. Wie gaat daar de vergrijzing betalen? Juist ja, buitenlands zwart kapitaal.

Genoeg deprimerend materiaal dus om van de Pont Adolphe te springen, ware het niet dat het lege hoofdstedelijke hart omgeven is door imponerende heuvels en rotsen. De gebroeders Schlecks trotseerden deze dagelijks om tot bij de bakker te geraken. Het leverde hen fabelachtige klimmersbenen op, waarmee ze wegsnelden van de dreigende bankierscarrière.

Een weekendje Luxemburg Stad is voor de gemiddelde gepensioneerde een prachtig cadeau, maar als vitale twintiger verkies ik voorlopig toch het échte grootstedelijk geweld. Wie als leeftijdsgenoot het lamlendige Luxemburg verkiest boven het levendige Londen of pompeuze Parijs, kampt nu al met ouderdomsverschijnselen. En leeft als plant in de (rijke) natuur.

Snakken naar Sneeuw


Koning Winter wil dit jaar met strenge hand over Europa heersen. Popelend van ongeduld verstoort de machtsgeile ijsregent het wankele interregnum van kroonprins Herfst. Achter het Ijzeren Gordijn maakt de staatsgreep meteen een sneeuwtapijt zichtbaar, het fluwelen machtssymbool van de witte koning. Oost-Europa droomt nu al van een Praagse lente.

Hoewel het herfstelijke kleurenpalet de schilderkunst naar een onmenselijke schoonheid heeft gestuwd, vormt een uitgestrekt sneeuwtapijt de ware hemel op aarde. Niets anders maakt de godentranen zo tastbaar en innemend. Het witte ijs verlicht de winterdepressie en zet menig herfstverloren hart in vuur en vlam. Een snuifje sneeuw brengt je naar hogere sferen.

Verslaafd aan die hemelse schijn, snak ik naar een staatsbezoek van koning Winter aan de Vlaamse contreien, daarbij begeleid door sneeuw- en knieval. De weergoden schonken ons landje echter een sneeuwongunstig klimaat. De grimmige regen openbaart geen tipje van de hemel, maar levert doorgaans een diepgrijs decor. Godzijdank wierp Erasmus me vanuit het hiernamaals in die oceaan van troosteloosheid een reddingsboei toe, die me richting het sneeuwrijke Scandinavië voerde.

Het heetgebakerde zuiden van Zweden bood me echter in twee maanden winter slechts één dag sneeuw. Het uitgaansgeweld weerhield me bovendien van dit hemelse spektakel bij daglicht. Opstaan voor twee uur ‘s namiddags bleek bevangen door de Erasmus-decadentie immers geen optie. Hoewel de Zweedse zomers ook erg heet kunnen zijn, stroomt het Scandinavische bloed vooral tijdens de wintermaanden net iets sneller door de alcoholvriendelijke aderen.
De noordelijke toekomstdroom Stockholm levert hoe dan ook sneeuwzekerheid. In afwachting van de definitieve verhuis geniet ik hiér van de winter en bijbehorende kortetermijnprojecten. Stijlvol ingepakte vrouwen verblijden mijn vertroebeld zicht vanonder de paraplu. Waar de zomer vestimentair vaak weinig aan de verbeelding overlaat, voedt de winter het mysterie.

Wie laag per laag klasse etaleert, flaneert met een fabelachtige air doorheen de zwaarste winterstorm. Mét botjes en trench coat, uiteraard. Deze dartelende deerne verwijst het grauwgrijze geweld naar de achtergrond en profileert zich als brandend middelpunt in het winterse landschap. This snow is on fire. Van een ijskoude winter krijg ik het alvast bloedheet.

Maastricht, Milaan aan de Maas (?)

De eerste looncheque. Na vier weken hard intellectueel labeur in het Vlaams Parlement werd die hallucinante hersenactiviteit naar waarde beloond. Tijd dus om die politieke portefeuille te ledigen. Stijlrijke shopaholics raadden Maastricht als naburig oord der verkwistend verderf aan.

Wie vanuit Brussel naar Nederlands Limburg wil, moet echter hobbelige Waalse wegen trotseren. Het gebrek aan een arsenaal Vlaamse flitspalen verlicht de zetelpijn, maar een doortocht op de Luikse ring verzwaart sowieso het gemoed. Dat inferno aan grauwheid staat in schril contrast met een hemel aan ruimte eens je een kwartier later de Nederlandse grens passeert. Ook in het uiterste zuiden van hun land hebben onze noorderburen de ruimtelijke zaakjes goed op orde.

Die orde wordt waarschijnlijk grotendeels gefinancierd door een restrictief parkeerbeleid in heel Nederland en het hart van Maastricht quasi autovrij houdt. De frisse ochtendwandeling richting centrum openbaarde niet alleen de herintrede van de herfst, maar ook de comeback van de botjes. Geen Hollands gebrek aan vestimentaire klasse, maar een overdaad aan ‘overduidelijke gevallen van elegantie’ in het Milaan aan de Maas.

Al is dat laatste wellicht wat overdreven, gezien de vele massaconfectiewinkels die Maastricht ook telt. Een Amerikaanse openluchtmall dus? Dat zou dan weer wat te goedkoop zijn, in tegenstelling tot de culinaire prijzen die de schaarse eetetablissementen hanteren. Het Zuid-Nederlandse kruispunt tussen Vlaanderen, Duitsland en Wallonië leverde alvast een bourgondische ontgoocheling op.

Een burgerlijke bevolking die al zangerig door het leven gaat - ondanks een gebrekkige eetcultuur - en fier doorheen haar gezellig klein, net stadscentrum schrijdt met het aanstromende water als vloeibare vriend. Mits wat bijkomend langbening blond geweld, waande ik me opnieuw in het Zuid-Zweedse Malmö.

De joviale Limburgers met dito tongval zijn ook heerlijk eerlijk. Aan de kassa vragen ze ter bevestiging ‘Is dat goed?’ en behoeden ze je op die manier voor de gruwelijkste miskoop, ook al zijn dergelijke vragen overbodige kost voor een stijlicoon als ik. Even zelfbewust en degelijk zijn de Duitse dagjesmensen. Ondanks naburige shop- en cultuurmetropolen Keulen en Düsseldorf vinden onze oosterburen naar aloude traditie probleemloos de weg over hun eigen landsgrenzen heen. Dit keer met wat minder lawaai dan goed zestig jaar geleden.

Alsof de Bevrijding nooit heeft plaatsgevonden, hielden we ons als onderdanige Vlamingen zonder morren aan de avondklok. Geen Maastrichtse nachtelijke escapades dus, wat me van definitieve conclusies omtrent de stad weerhoudt. Volgende keer trachten we toch maar een kamer te bedingen in het ‘Pension de Ponti’ van Eva van Dongen. Een Italiaanse keuken onder de politionele supervisie van haar goddelijk blauwe ogen...De (culinaire) hemel hebben we nog te goed in het Milaan aan de Maas.

Consequent

Consequente Koster. Dat label zit de lenige Zeeuw als gegoten. Consequent in zijn woorden, consequent in zijn daden. Geen gelul, geen gezeik, Club voetbalt opnieuw zonder aarzelen vooruit, zoals het dat sinds mensenheugenis deed. Vijf jaar kleurloze oppositie tegen het Brusselse establishment en de Luikse maffia zorgden voor een welkome herbronning aan de Brugse reien. Back to Bruges’ basics met een coach die zijn spelers laat voetballen en zijn bestuur doet zwijgen. Football Club Brugge is opnieuw een voetballende Club. FCB demonstreert, inspireert en koketteert onder Koster.

Dit in tegenstelling tot die andere twee Belgische grootmachten, die gecorrumpeerd door de macht een spoor van vernieling achter hun koninklijke mantels laten. Standard speelt hierbij niet alleen de (Poolse) man, maar richt in die destructiepolitiek haar vurige pijlen op de hele buitenwereld. De voetbalmaffia aan de Maas voelt zich echter in haar recent vergaarde aura van onaantastbaarheid hoe dan ook niet aangesproken voor haar daden.
Het voetbalinstituut Anderlecht, dat met aanvallende en academische sier ooit Europa charmeerde, is dan weer niet meer dan een vervelend trek-, klaag- en counterinstituut verworden. Midden jaren ‘80 al verloor het fiere paars-wit haar maagdelijke onschuld in omkooppraktijken. Goed twintig jaar later is RSCA ook haar avontuurlijke ziel op het veld kwijt. Macht vervuilt, zoveel is duidelijk.
Dat bleek dus ook in het landelijke Brugge, waar opperbobo D’Hooghe - verblind door de successen onder Sollied - eigenhandig een trainerskerkhof in het leven riep. Met de aanstelling van Koster en het overlaten van de macht, zag D’Hooghe na vijf jaar waanzin eindelijk het blauw-zwarte licht. Na de branden die Keizer D’Hooghe meermaals stichtte, is het nu aan architect Jonckheere om een nieuw Brugge te bouwen. Met meesterstrateeg Adrie Koster aan het hoofd van de Brugse troepen.

Net als de veldheer van het nieuwe Club, is ook het sluitstuk van Club erg consequent in zijn doen en laten. Stijn Stijnen hekelde al langer het gebrek aan professionalisme bij een (Franstalig) deel van de spelersgroep. Nu ook de technische staf - ondanks de nieuwe wind - zich (blijvend) in amateurisme wentelt, stapt Stijnen op. Terecht. Een intelligente lectuur van zijn persverklaring openbaart dat niét het gebrek aan vertrouwen van Advocaat in Stijnens kwaliteiten de (hoofd)oorzaak is, maar hardnekkige idioterie in cruciale geledingen van de bondstop.
Wie dacht dat we na de jarenlange tegenstrijdige verklaringen van het dementerende duo Collin-De Keersmaecker het toppunt qua kinderlijke communicatie achter de rug hadden, kwam vorige week bedrogen uit. De keeperstrainer die openlijk wat ballonnetjes oplaat over de ploegopstelling, daarin bijgetreden door de chef van de Technische Commissie, deed Stijnens overvolle emmer uiteindelijk overlopen. Hopelijk spoelt die stroom van ongenoegen de wankele fundamenten van het amalgaam aan bondsstructuren weg en neemt het in haar zuiveringspad ook de diepgewortelde belangenvermenging aan de bondstop weg.

Die Belgische ziekte wordt echter mede gevoed door een horde weinig kritische journalisten, die mensen als Dury en De Coninck onverkort aan het woord laten. Dury die nauwelijks twee weken na zijn weinig glorieuze dubbelmandaat bij de Duivels, anderen openlijk op een gebrek aan beroepsernst wijst, getuigt van weinig gezond verstand. Wel chapeau dat hij zijn vluchtige passage in de nationale ploeg, achteraf als 'onverantwoord' bestempelde. De Coninck blijft echter ongegeneerd het transferbeleid van heel wat eersteklassers op de korrel nemen, ondanks zijn eigen Roeselaars rampbeleid. Kortom, consequentie zoek in alle geledingen van het Belgische voetbal.

Hoe dan ook, het gebrekkige communicatiebeleid bij de Rode Duivels, waar slag om slinger een stroman van de topclub(s) zijn ongevraagde mening verkondigt, staat symbool voor de bestuurlijke chaos die in het glazen bondsgebouw huist. Nu dat onkuise gedoe eindelijk door een topspeler wordt aangekaart, reageert de bond voor het eerst via de daarvoor aangeduide persoon, namelijk de woordvoerder (Nicolas Cornu).
Als Advocaat echt schoonmaak wil houden, stoelt hij de teamcommunicatie beter op Brugse leest, waar Koster na vijf jaar onbrugse veelspraak de West-Vlaamse kakafonie aan banden legde. Een verademing, dat geeft zelfs de Belgische voetbalpers toe, die zich nochtans jarenlang in luilekkerland waanden aan de praatgrage poorten op Olympia, waar Keizer D’Hooghe de Brugse eendracht verkocht met dure (Latijnse) woorden.

Dat iemand als Dick Advocaat in een dergelijke bestuurlijke en communicatieve chaos wil functioneren, bewijst dat hij inderdaad de meest Belgische onder de Nederlandse topcoaches is. Uiteraard moeten we de happige Hagenees nu nog niet beoordelen, maar het is tekenend dat ook nà zijn aantreden men het nodig vindt de aandacht op te zoeken. Leo Beenhakker, wat Hollandser dan Dick, vond het vanuit zijn rechtlijnigheid niet meer opportuun om te vertoeven in een kot vol kakelende Poolse kippen.

Het haantjesgedrag blijft dus woekeren in de technische entourage en lijkt ook in de kleedkamer verre van verleden tijd. In zijn selectiepolitiek bleek Dick immers geen advocaat van de duivel: Bailly, Fellaini en Hazard werden beloond voor hun ‘sterrengedrag’. Eerlijk is eerlijk: Vanden Borre en Pocognoli haalden de selectie niét. Net als mentaliteitbeesten Daerden, Blondel en Geraerts die nochtans door Dicks assistent 'Kampfschwein' Wilmots ‘als voorbeelden voor anderen’ werden bestempeld.
Met deze selectie, bol van de compromissen, bewijst Advocaat alvast een goede Belg te zijn. Hopelijk schenkt hij de Duivels ook een portie Hollandse zelfbewustheid, wat niet te verwarren valt met misplaatste arrogantie dat de Franstalige duivelse geledingen sinds de Spelen in Peking teistert.

Stijnen weigert zich als een mak lammetje neer te leggen bij de Brusselse en Luikse machtsovername bij de Duivels, schaamteloos geëtaleerd op - of zeggen we beter voorafgaand aan - de Kirin Cup, en stelde zich in zijn verklaring dan ook openlijk vragen bij het zachtjes opzij schuiven van Brugse iconen als Simons, Sonck en hijzelf, Stijnen.
Het moment waarop hij echter een stap opzij doet, valt op z’n minst ongelukkig te noemen. Nu heerst de perceptie dat hij de nationale selectie ontvlucht omdat hij niet zeker is van zijn plaats. Stijnen kennende zal die perceptie hem worst wezen. Net als bij Vandereycken en Vercauteren. Niet toevallig twee protagonisten uit de laatste Belgische succesgeneratie. Niet toevallig twee heren die consequentie en rechtlijnigheid hoog in het vaandel dragen. Ethische waarden die de ondergang garanderen in de moreel zieke Belgische voetbalwereld.

De top van die wereld legt nu haar lot in handen van de getalenteerde, doch disciplineloze jeugd. We gaan een onzekere toekomst tegemoet. Een vaag voorbeeld van consequentie in de Belgische voetballerij.

Copernicaanse Voetbalrevolutie

Na de debacles tegen Spanje en - godbetert - Armenië, staan de Rode Duivels aan de poorten van de hel. Als het van mij afhangt, mag Magere Hein ze persoonlijk verwelkomen en het bonte Belgische allegaartje de genadeslag toeleveren. Dick Advocaat of niet, het Heilige Vuur heeft - los van een schaarse opflakkering in de jaren ‘80 van de vorige eeuw - nooit gebrand bij ‘onze’ Duivels. Laat me in afwachting van Dick, zelf advocaat van de duivel spelen en pleiten voor een Copernicaanse voetbalrevolutie.

Naar Brits model dienen de Belgische regio’s een eigen voetbalteam te creëren. Uit het rode as van het duivelse hellevuur ontstaan zo geel-zwarte Vlaamse Leeuwen. In hun eer gekrenkt door de schabouwelijke resultaten vormen deze gewonde Leeuwen een gevaarlijke bende. Hun honger naar succes moet hen over de Europese grasvelden naar het Pools-Oekraïense hoofdgerecht in 2012 leiden. Met een Nederlander aan het roer zijn deze Leeuwen in staat om heel Europa van zich af te houden. Toch zeker toplanden als Frankrijk en Engeland, zo bleek al op het Congres van Wenen - de voorloper van het Europees Kampioenschap - in 1815.

Moest Advocaat echter als zakelijk ingestelde Nederlander zich punctueel aan zijn oorspronkelijk contract houden, is Eric Gerets de geknipte vervanger. Dé Leeuw aan het hoofd van een horde heetgebakerde Vlaamse Leeuwen, vooruitgestuwd door een intimiderende Engelse sfeer in het Brugse Jan Breydelstadion, althans in afwachting van een nieuwe Antwerpse voetbaltempel... Voetballen in Brussel zal tegen dan psychologisch onverantwoord zijn, na het Belgische schaamtemoment ‘thuis’ tegen Turkije.

Het Belgische (voetbal)establishment liet die avond haar koninklijke theater gewillig innemen door de nazaten van de Ottomaanse sultans en verkocht het thuisvoordeel, daarin gesteund door het gebrek aan enthousiasme bij de eigen bevolking. Katholieke Boudewijn draaide zich ongetwijfeld om in zijn graf. Als een voetbalclub overigens geen eigen thuis meer heeft, houdt haar bestaansrecht op - en spreken we hoogstens nog van een vereniging, kijk maar naar Cercle.

Ook in Franstalig België heeft men stilaan afscheid genomen van de Duivels, althans als we op de mentaliteit van hun - zelfverklaarde - toppers mogen afgaan. Fellaini, Pocognoli, Witsel...allen in hetzelfde sterrenbedje ziek. Zichzelf te groot achtend voor een bescheiden Belgische bungalow, maar in feite nauwelijks het niveau van de kinderkamer ontgroeid. Een kamer met een prachtig uitzicht, dat klopt. Maar verblind door de zon, wanen ze zichzelf al in het walhalla. Ik kan me veel voorstellen bij die hemel, maar industriekerkhoven als Liverpool en Luik hebben mijn verbeelding nog niet kunnen verleiden. Om nog maar van het provinciegat Alkmaar te zwijgen.

Nadat de Vlaamse architecten hun Franstalige collega’s vorige week de rug toekeerden, wordt het hoog tijd dat ook de Vlaamse topvoetballers hun eigen team bouwen. Luidop dromen, zegt u? Met de oprichting van een Vlaamse Voetballiga speelde zelfs de dementerende Belgische Voetbalbond al in op de huidige Belgische voetbalrealiteit. Tsjechië en Slovakije strijden momenteel onderling voor een plaatsje op het komende WK. Mits een portie onbelgische moed en durf, kunnen ook Vlaanderen en Wallonië zich voor het EK in 2012 plaatsen.

Met de onderstaande achttien Vlaamse Leeuwen, is dat een realistisch doel. Vlaamse Leeuwen die een Copernicaanse Voetbalrevolutie ontketenen. Beter nu dan morgen.

--------------------------------Stijnen-------------------------------
Swerts--------------Kompany----------------Vermaelen----Deschacht----
---------------------------Simons-Vertonghen--------------------------
----------Defour--------------------------Dembele------------------
-----------------------Sonck------De Sutter------------------------

Bank: De Winter, De Roover, Hoefkens, Geraerts, Daerden, De Mul, Mertens

Toeteren om mijn toeter

Als topsporter pur sang haspel ik het traject tussen mijn tennisclub en thuis quasi steeds per fiets af. Omdat ik op het tennisveld doorgaans de tegenstander helemaal gek varieer, verzet ik zelf weinig loopwerk en zoek ik mijn conditionele heil in het fietswerk. Een halve liter energiedrank biedt de nodige brandstof voor dat mobiele vertier.

Het teveel aan suikers in het zoete AA-brouwsel dwingt me echter keer op keer tot een plaspauze. Vaak zelfs op dezelfde locatie. De manier waarop mijn urineblaas functioneert is al even voorspelbaar als het resultaat van de Rode Duivels. Maar goed, dringende actie gevraagd. Fietsje opzij, racketjes ertegen en met beide voeten midden in de natuur. Heerlijk rustig even hoofd (en blaas) leegmaken.

Althans tot een andere mobiele onverlaat - maar dan op vier wielen - me toeterend uit mijn rustmoment haalt. Toeval? Verre van. Telkens wanneer ik via mijn vloeibaar ritueel het groene gras besprenkel, vindt een autodebilist het nodig om dit met het nodige lawaai te begeleiden. Een heel leven lang hoor je de in stilte hardwerkende Vlaming niet. Schuchter schrijdt hij doorheen zijn bestaan, nooit een decibel teveel producerend. Axl Peleman uitgezonderd.

Wanneer de Vlaming echter in zijn auto kruipt, gooit hij alle schroom onvervaard van zich af en staat het eigen ‘ludieke’ belang voorop. Dat belang houdt betrekkelijk weinig rekening met de plassende medemens, die één met de natuur zich niet aan plots claxonaal geweld verwacht. Met liquid damage bij gebrek aan manuele controle als vochtig resultaat. Verkeersduivels die me uit de droge hemel halen. Een gefaald Vlaams verkeersbeleid, wat mij betreft. Met als respectloze exponent het getoeter om mijn toeter.

Daarom, aan alle automobilisten (voornamelijk zij die de steenweg Meise-Strombeek regelmatig berijden) : gelieve volgende maal de claxon voor de écht relevante situaties te houden. Niet alleen tegen het straatlawaai, maar vooral ten behoeve van mijn tennisschoenen en ontblote onderbenen. Eigen lof stinkt, maar eigen urine des te meer.

Praatziek

Mijlenhoog in droge Deense lucht. Een Brussels Airlines-vlucht voert me weg uit de Zweedse hemel en brengt me terug met beide voeten op de begane Belgische grond. De helletocht is ingezet. Niettemin verlichten Milan Kundera en een sexy stewardess de pijn van het vertrek uit mijn Beloofde Land. Een uur lang lijkt de ongewilde neerdaling emotioneel enigszins draaglijk.

Tot die spiritueel - relatieve - rust en bijbehorende stilte, bruut verbroken wordt door een onophoudelijk geratel. Niet het oeverloze gezwets van een verdwaalde huisvrouw, maar geforceerde clichépraat van een vervelende zakenman met een verveelde pechvogel pijnigen mijn reeds door turbulentie geteisterde trommelvliezen.

Bij nadere inspectie, waar ik door mijn aangrenzende zitplaats ongevraagd tot gedwongen word, van beide 'heren' hun tongval, blijken de kwelduivels van dienst een Deense en een Zweedse Viking. Vreemd genoeg wenden zij zich niet tot hun moedertaal (Scandinaven begrijpen elkaar onderling mits enige inspanning), maar fungeert het Engels als lingua franca.

Bij gebrek aan Scandinavische volzinnen vormt dat resterende babbeluur een ware marteling. Elke keer dat een stilte zich blijvend tracht te installeren, ontneemt de praatzieke Deense tong me alle hoop. Mindfullness lijkt op dat moment hoogdravend gezever, het hier en nu wil ik zo snel mogelijk ontvluchten. Een vroege bus-of treinhalte nemen is geen optie, uit het raam springen dom en bovendien onmogelijk.

De groeiende irritatie brengt me vreemd genoeg tot ethische diepgang en ik stel me de vraag of het recht op (hoorbare) vrije meningsuiting, niet het recht op rust belemmert. Geen kotszakjes, maar oordopjes horen hoog daarboven - zonder vluchtopties - daarom standaard beschikbaar te zijn. Stille ruimtes - zoals op Zweedse treinen - op haar vliegtuigen kan het nieuwe Sabena bovendien van een nieuwe morele ondergang redden.

Niet een acuut gebrek aan praatstof, maar het (mondige) Antwerpen komt plots als reddende engel aanzweven. De piloot kondigt een excellent zicht op de minuscule metropool aan, waarop een magische stilte zich meester maakt van het over Vlaanderen laverende luchtschip. Nauwelijks een (stil) kwartier later, landen we ongehavend op Zaventemse grond. Voor velen meer dagelijkse kost dan een wonder, waardoor een verdiend applaus uitblijft. Tot ik die ongepaste stilte doorbreek en de piloot eigenhandig bedank. Wie de praatziekte kan bedwingen, verdient alle lof.

Het komt wel goed

Meestal weinig reden tot lachen op mijn fietstochtjes de voorbije dagen bij dag en dauw. Het vooruitzicht op een slopende thesisdag wordt immers niet ingeleid door een vroeg schouwspel van proportioneel gevulde zomerjurkjes. Jong aantrekkelijk Vlaanderen blokt of bakt op een mondain strand. Het is een eenzame lijdensweg richting een half etmaal masterproeven.

Edoch. Deze morgen verlichtte koning Voetbal mijn mobiele kruistocht. Een fietsende Fries in Heerenveen-tenue bevrijdde me uit mijn ochtendhumeur. “Trond Sollied”, stak ik m’n duim de hoogte in. De joviale Noord-Nederlander beantwoordde met een brede glimlach mijn toenaderingsgebaar. Sollied brengt mensen dichterbij. Logisch ook, de minzame man is God.

Grapje. Alhoewel. Onder meer dankzij een succesvolle passage bij mijn favoriete Club heeft de charismatische Noor bij mij een godenstatus verworven. Omdat ik echter meer ben dan een scorebordgelovige, speelden ook maatschappelijk écht relevante factoren hun rol. Sollied relativeerde het belang van voetbal (“In Iraq there is a crisis, not in Bruges”), wat in turbulente tienertijden een evenwichtig voetbalkompas bood. De meester-leraar trachtte bovendien wat van de schitterende Scandinavische maatschappijvisie over te brengen en pleitte voor de afschaffing van huiswerk op de lagere school. Sollied, de immer koele noordeling met een hartverwarmende (voetbal)visie.

Ook Adrie Koster, de nieuwe coach van Club, wil het stilaan doodverveelde Jan Breydel-stadion wederom mooi voetbal bieden. Gezegend door een offensieve voetbalvisie, heeft Koster de vlucht vooruit hopelijk hervat. “Het komt wel goed”, dat heerlijke slagzinnetje associeer ik opnieuw met blauw-zwart. De noordenwind voert immers sinds oudsher goeie dingen (Houwaert, Lange,le Fevre,Rensenbrink ) naar het Venetië van het Noorden.

Sollied verveelt zich ondertussen stierdood in mijn godentuin. Genoeg godinnen nochtans die probleemloos met hem een godengesprek kunnen aanknopen (het Noors en Zweeds behoren tot dezelfde tongtintelende taaltak). Maar hij mist een drinkebroer, een kaartcompagnon daar boven. Met een overwinning tegen de ploeg van levende voetballegende Jari Litmanen heeft Koster bewezen mee te kunnen met de Scandinavische hogeren der aarde. De weg naar boven is alvast ingezet. Komop Adrie, een titel en jouw ticket is geboekt.

Het komt wel goed. Met Club. En met mijn thesis. Pff.

Football, Lies & Videotapes

Zagreb, 13 mei 1990. Hooligans van het Servische Rode Ster Belgrado en het Kroatische Dynamo Zagreb raken slaags met elkaar. Er vallen die dag honderden gewonden. Het vormt het startschot voor een reeks van gewelddadige voetbaltoppers, tot het uitbreken van de eigenlijke oorlog – een dik jaar later – voetballen helemaal onmogelijk maakt. Velen aanzien die beruchte voetbalveldslag dan ook als de lont die het Joegoslavische kruitvat aanstak.

Antwerpen, 21 februari 2009. Fans van het Vlaamse Royal Antwerp FC vallen spelers van het Waalse Virton verbaal aan. Enkele discutabele arbitrale beslissingen frustreren de bezoekers, wat tot een grimmige sfeer leidt. De Antwerp-aanhang schildert de Walen af als pedofielen, waarop het Franstalige potje helemaal overkookt. Na enkele schermutselingen tussen beide ploegen, gaat het team van Virton uit protest ostentatief in de middencirkel zitten. Antwerpen na de bakermat van het Belgische voetbal, de startbasis van een Belgische burgeroorlog?

Dirk Draulans maakte alvast in zijn politieke roman 'De charme van de chaos: Berichten uit de burgeroorlog in België' een gelijkaardige groteske vergelijking. Daarin beschrijft hij hoe Waalse troepen Vlaanderen binnenvallen na rellen tussen supporters van Charleroi en …Antwerp. Gelukkig hield de RTBF zich liever bezig met het monteren van anti-Waalse spreekkoren op beelden van dansende Antwerp-spelers, dan met het creëren van dergelijke doemscenario’s. Van de makers van ‘Bye Bye Belgium’ kan je nochtans wel wat politieke fictie verwachten. Niettemin greep de Franstalige openbare omroep deze kans met beide handen om een Vlaamse voetbalclub van xenofobie te betichten. De anti-Waalse gezangen haalden immers prompt het RTBF-journaal en zondagmorgen wijdde La Une er een hele debatshow aan. Daarin werd, naast een hele resem Vlaamse en Waalse prominenten, ook een Franstalige supporter aan het woord gelaten. De (brave) man zinspeelde op het feit dat er in Bremen een groep supporters na het ontrollen van een nazistisch spandoek door de andere medefans prompt hardhandig uit het stadion werden geflikkerd.

Dergelijke allusies passen in de politiek van de RTBF, die erg militant de Franstalige belangen verdedigt. Soms ten koste van enkele Vlamingen. Ook al valt het te betwisten in hoeverre een openbare omroep een dergelijk beleid mag/kan voeren, zolang de RTBF de feiten waarheidsgetrouw en binnen de juiste context brengt, is er weinig reden tot kritiek. Maar daar wringt het schoentje. In het betrokken videofragment lijkt het immers alsof de Antwerp-spelers vrolijk meedansen op de tonen van ‘Walen buiten’. Achteraf bleek echter dat deze beelden gemonteerd waren. Het opzet achter deze bedrieglijke montage is uiteraard giswerk. Simpelweg journalistieke sensatiezucht of speelt de RTBF een wel heel erg bedenkelijke politieke rol? Feit is alleszins dat de spelers van Antwerp onterecht worden afgeschilderd als Walenhaters. Wederom worden op die manier topsporters ongewild betrokken in een politieke kwestie waarin ze zich niet of nauwelijks betrokken voelen.

Is er dan niks mis met de Antwerpse spreekkoren? Natuurlijk wel. Niet alleen getuigt ‘les Wallons sont pédophiles’ van weinig smaak, het duidt ook op een nogal eenzijdig beeld over de Franstaligen. Het zangrepertoire van de harde supporterskernen vertolkt voor een deel de onderbuik van de samenleving. Uiteraard verdringen de stereotiepen en brute verwensingen daarin de genuanceerde meningen. Neem daar nog eens de wel érg cynische Antwerpse humor bij en dan krijg je dergelijke teksten. Boven de taalgrens aanziet men cynisme vaak als ludiek, terwijl men in de Latijnse taalgebieden dergelijke humor maar matig kan appreciëren. Enigszins logisch dus dat de Franstaligen moord en brand schreeuwen. Zij maken echter een fundamentele fout door dergelijke spreekkoren onder de noemer ‘racisme’ te plaatsen. Op die manier dreigt immers dit begrip makkelijk uitgehold te geraken. Tot voor kort werden zwarte spelers op heel wat voetbalvelden regelmatig begeleid met oerwoudgeluiden. Sommigen kregen zelfs bananen naar hun hoofd geslingerd. Dergelijke zaken zijn een belediging aan het adres van de miljoenen zwarten die het juk van de slavernij hebben gekend. Dat supportersgedrag catalogeerde de wereldvoetbalbond terecht onder de noemer ‘racisme’. Wat Vlaamse supporters over Walen zingen, heeft niets met racisme te maken. Het duidt hoogstens op een gebrek aan respect. Dat neemt niet weg dat de voetbalclubs dergelijke spreekkoren openlijk kunnen afkeuren. Creatieve supportersgroepen hebben overigens genoeg ander zangmateriaal om ludiek uit de hoek te komen. Het – wederom cynische – antwoord (‘les Wallons sont magnifiques’) van de Antwerp-aanhang op de hele heisa, is alvast een stap in de goede richting.

Waarom is overigens de oudste club van het land kop van jut voor de RTBF? In onder meer Brugge en Lier ontvangen ze al sinds jaar en dag clubs uit het zuiden van het land met anti-Waalse spreekkoren. In Wallonië leeft echter nog steeds het beeld van een xenofoob Vlaanderen, met Antwerpen als epicentrum. Antwerp vormt vanuit die optiek misschien wel een logisch slachtoffer. De RTBF is dan ook erg selectief in de keuze van haar beelden. Zo hebben de anti-Vlaamse spreekkoren die in Charleroi regelmatig op de tribunes weerklinken, het RTBF-journaal nog niét gehaald. Noch de wedstrijden in de lagere reeksen waarbij Vlaamse supporters op bezoek in Wallonië als fascisten worden ontvangen. Terecht ook, het zijn immers allemaal randverschijnselen. Net zoals de occasionele anti-Waalse gezangen vanuit enkele Vlaamse voetbalvakken.

Kortom, de anti-Waalse leuzen staan niét symbool voor een groeiend Vlaams racisme ten aanzien van de Franstaligen. Bij Club Brugge - Standard staat de hele Brugse spionkop tegen de rivalen uit Luik ‘Walen buiten’ te scanderen, dat klopt. Dat echter in die tribune ook enkele Walen dit meebrullen, verklaart meteen de context waarin dit zich afspeelt. Tijdens enkele Belgische voetbaltoppers is er immers duidelijke haat zichtbaar tussen rivaliserende supportersgroepen. Haat tussen Vlamingen en Walen, speelt daarentegen géén rol van betekenis in het vaderlandse voetbal. De Luikenaar François Sterchele, die vorig jaar om het leven kwam bij een tragisch auto-ongeluk, wordt nog steeds op handen gedragen door diezelfde Brugse spionkop. In het Joegoslavische oorlogsklimaat van begin jaren ‘90 zou zoiets ondenkbaar geweest zijn.

Op de eerste echte Belgische voetbalrellen aangewakkerd door communautaire twisten is het dus nog even wachten. Waar in Zagreb die beruchte 13e mei 1990 Servische en Kroatische voetbalfans fysiek zwaar in de clinch gingen, blijft het communautaire getwist tussen Vlaamse en Waalse supporters beperkt tot verbale agressie. En gelukkig maar. Bij gemonteerde leugens over een van beide groepen is dan ook niemand gebaat. Het Belgische voetbal is geen oorlog en propageert het ook niet. Wat sommigen ook mogen beweren.

Deze column daterend van maart 2009 haalde ik onder het stof naar aanleiding van de parlementaire vraag van kamerlid Ben Weyts (N-VA). Na anti-Vlaamse spreekkoren op Charleroi-Club Brugge bleef het immers opmerkelijk stil vanuit de Franstalige opinie. Kamerlid Weyts vraagt nu terecht om consequentie inzake de Franstalige reacties.

Apéros Urbains

Aperitieven, het is van oudsher een burgerlijke aangelegenheid. Het noeste werkvolk walgt immers van lichtkleurige zoetigheden als rosé en zoekt zijn alcoholische heil in schaarsverlichte cafés waar kir en witte wijn uit principe niet geserveerd worden. Weinig werkpakken dus, maar veel heren in hemden met bijbehorende babes op de 'Apéros Urbains'.

Een overdaad aan schoon volk inderdaad, elke vrijdagavond in Brussel. De mentaliteit is minder m’as-tu-vu dan op de Antwerpse 'Aper’eau', maar een flirtwetenschapper zou ook hier bakken studiemateriaal verzamelen. Niet iedereen heeft echter zin om dubbelzinnige signalen te ontcijferen, maar verkiest eerder de directe aanpak. Die ongeduldigen maken met een sticker van een datingbureau duidelijk of ze vriendschap, seks of een relatie willen. Weinig mysterie, maar duidelijk & direct dat stadsvolk.

U had het ongetwijfeld al door, er heerst een lekker ongedwongen sfeertje daar in het hoofdstedelijke groen. Met toplocaties als het Ter Kamerenbos, het Dudenpark en gisteren nog de wijk rond het Sint-Michielscollege (zie foto) bewijzen de Apéros Urbains dat Brussel meer is dan vervallen volkswijken of oerlelijke kantoorwijken. Ideaal dus om de buitenlanders te overtuigen van onze hoofdstedelijke pracht. Vooralsnog vinden echter hoofdzakelijk Franstalige Brusselaars de weg naar les Apéros, al zien we elke week toch meer en meer expats op het aperitief-appèl (om 17u30!) verschijnen.

Zelfs de traditioneel wat Brusselschuwe Vlaming blijkt een vaste gast, zij het in kleine getale. De niet-Dansaert-Vlaming beweegt zich als een Englishman in New York doorheen het sociale leven van zijn hoofdstad. Joviaal, onopvallend, genietend, maar zich toch niet helemaal thuisvoelend. Evenementen als deze wakkeren hopelijk dat verdwenen Vlaamse heimatgefühl in Brussel opnieuw aan. Hoewel het publiek vrij eenvormig yuppiegetint is, maakt afkomst geen moer uit. Fun staat centraal en stadsmiserie is iets van de noordelijke buitenwijken.

Problemen zijn er onbestaande, al hebben de Ricardblondines het toch wat te druk naar mijn goesting. Tweeduizend mensen leggen zich probleemloos neer bij de laatste apérobeat die onherroepelijk om 23u weerklinkt. Publiek aperitieven tot ’s avonds laat, ook de burgerlijke massa weet dat dit een schaarse luxe is in de negentien Brusselse baronieën.

Gedaan dus met het alcoholische voorspel, tijd voor het echte danswerk. En daar wringt het Brusselse stadsschoentje. De Apéros Urbains zijn in feite de perfecte opwarmer voor verder nachtelijk vertier in Brussel. Het gebrekkige clubaanbod stuurt ons echter richting Antwerpen. Apéros Urbains: aperitieven op een groene parking.

Godverdomse zondag in mijn godverdomse tuin

Een schamele zondagnamiddag. Meer had ik niet nodig om het 186-pagina’s tellende meesterwerk ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ uit te lezen. Een meesterwerk, inderdaad. De geniale schrijvershand van Dimitri Verhulst bracht me op gods heilige rustdag in extase. Niet een overwinning van Tom Boonen op de Champs Elysées, maar een simpel kartonnen boek leidde me naar hogere sferen. Een gratis boek dan nog, alstublieft!

Me wa komde gij nog af Vanderveeren? hoor ik nu menig lezer denken. Het is inderdaad al enkele maanden geleden dat HUMO dit prachtwerk kosteloos bij elk exemplaar leverde. Maar George Clooney-wise blaas ik vervallen hypes nieuw leven in. Mét Martini Bianco-adem, een restant van de terrasrijke zomer. Als er bovendien één werk is dat mijn geïntoxiceerde zuurstof verdient, is het godverdomse dagen wel. De Scandinavische spurtheld Thor Hushovd trachtte me nog te overhalen, maar de afstotelijke overmacht van Mark Cavendish stuurde me de woestijn in. Meer bepaald mijn tuin.

Godverdomse dagen is een aaneenschakeling van literaire hoogstandjes, voorzien van een lekker cynische ondertoon. De geschiedenis van de (westerse) mens een langgerekt feest? Verhulst stelt er zich toch enkele vragen bij. Of het mythische Romeinse amfitheater in feite openlijk genocides presenteerde bijvoorbeeld. Ook de middeleeuwse almacht van de katholieke kerk, bespot Verhulst op geniale wijze. ‘Heeft ’t een moord op z’n geweten, dan koopt ’t zichzelf een plaatsje in het hiernamaals, de onuitwisbare glorie van het koninkrijk der hemelen, weldra beursgenoteerd.’

De menselijke natuur vindt Verhulst maar niets. ‘De hersenen? Bevelhebber van het neuken en het vreten.’(…) ‘Maar ’t is toch zo tevreden van zichzelf. De barbaren dat zijn de anderen. Altijd.’(…) ‘Vlees! Vlees om te eten en te penetreren!’
Bij al dat platvloers menselijk handelen, laat Verhulst het zelf niet na om de vuile bek open te trekken. In tegenstelling tot Herman Brusselmans gebruikt hij echter schitterende beeldspraak en maakt daarmee de grauwe realiteit leesbaar. ‘Vrouwen worden van hun vaders afgekocht met een kameel. Het schip van de woestijn voor het schip van de matras.’ Verhulst vraagt zich overigens terecht af of er nog geen partij voor de achteruitgang moet worden opgericht.

Critici vonden het taalgebruik van Verhulst eerder barbaars. Wie deze poëtische aanklacht van de ontwikkeling van de mensheid taalonterend vind, komt van wel erg puriteinse oorden. Die taalpuristen hebben simpelweg een gebrek aan (zwarte) humor. ‘De coup (pest) stevent af op een klaterend succes: 80% van de getroffenen sterft binnen de twee weken. Rendement, heet dat.’ Dergelijke zwartgalligheid tovert onvermijdelijk een grijns op mijn zomersgetinte tronie. Een grijns die de hele rit uitdeed. ‘De helaasheid der dingen’ ligt alvast klaar naast de tuinstoel. De Vlaamse zomer wordt er alleen maar mooier op.

Veronica Maggio

Zweden is meer dan alleen langbenige blondines. Uiteraard. Nochtans beweren kwatongen dat mijn openlijk gedweep met het prachtland op zuiver oppervlakkige motieven gestoeld is. En ja, de stralende Scandinavische goudlokkige godinnetjes spelen hun rol. Een hoofdrol. Maar de trots van de noordelijke toplanden biedt zoveel meer dan enkel blonde bovenaardse babes.

Muziek bijvoorbeeld. Wat leent er zich beter om al de Zweden-sceptici te overtuigen? Ikea, zegt u? De hele resem Zweedse topartiesten die hier de komende maanden de revue zullen passeren, doen het hele gordijnenassortissement van de meubelgigant verbleken. Van commerciële dance tot klassieke schlagers, de diversiteit is verbluffend en kwalitatief hoogstaand. Niets zelf in elkaar timmeren, maar lekker achteruit leunen en genieten.

Veronica Maggio, het uiterst getalenteerde liefdeskind van een Zweedse moeder en een Italiaanse vader, staat bovenaan onze Zweedse jukebox genoteerd. Noordelijke melancholie en zuiderse passie gebracht met een uiterst aantrekkelijk stemmetje, geen wonder dat Veronica hot is in Zweden. Dankzij haar eerste album ‘Vatten & Bröd’ (Water & Brood) werd ze Årets nykomling (Nieuwkomer van het jaar) op Grammisgalan (Zweedse Grammy’s) in 2007. Veronica scoort ook in Noorwegen, onder meer met mijn persoonlijke favoriet ‘Måndagsbarn’ (Maandagskind), dat op haar tweede album ‘Och vinnaren är…’ (En de winnaar is) pronkt.

Een andere persoonlijke favoriet is ‘Nöjd?’ (Tevreden?), waar ze drie minuten lang elke man op een lekker speelse manier als onvoldoende bestempelt. Ook ‘Dumpa mig’ (Dump me) en ‘Stopp’ (rarara…Stop) hebben dat frivole, afwijzende ondertoontje en doen wat denken aan Pixie Lott, La Roux en zelfs Lily Allen. Dartele Veronica waagt zich zelfs aan een cover van ‘Self Esteem’ van Offspring en maakte met ‘Drifting’ ook een eigen Engelstalig nummer. Eerlijk gezegd, ik hoor ze liever in haar moedertaal. Italiaans bloed dat Engels zingt, het blijft genetisch moeilijk.

Met haar leuke snoetje en aansprekend imago is Veronica ook gewild goed in de commerciële wereld. Voor de kledijketen MQ speelde ze alvast mee in enkele reclamefilmpjes. ‘Let the Sunshine in’ zingt ze er zorgeloos. Bij mij is het alvast gelukt, Veronica. Ja, ja, ja zing ik volmondig als kleine macho met grote Maggio mee. Geen stille bewondering, maar openlijke passie. Veronica verwarmt de onderkoelde Zweden.
Waarde lezers,

Alle onderstaande berichten komen oorspronkelijk van http://enhetwoordisaanons.blogspot.com/, een blog die ik met twee klasgenotes deelde. Met het overplaatsen van al die blogberichten, zijn ook alle reacties verdwenen. Een jammere zaak, maar het is niet anders! Laat dit jullie er niet van weerhouden om massaal op de komende stukjes te reageren. Een mens als deze leeft immers van de respons. Tot hoors!

Ochtendlawaai

Terwijl de hele wereld gefascineerd is door wat er veertig jaar geleden gebeurde, ben ik mindfulnessgewijs vooral bezig met het nu. Niet wat er op de maan plaatsvond boeit me, maar wat de huidige eerste zonnestralen te bieden hebben.

Of juist niet. Bij het prille (of wat latere) ochtendgloren wil ik zo weinig mogelijk van de echte wereld weten en verder smooth & sexy langs de Scandinavische bars doorheen mijn droomwereld flaneren. Als student met een rijkgevuld nachtelijk leven, flaneerde ik zo de voorbije zes jaar moeiteloos tot het middaguur. Het klassieke hondengeblaf verstoorde wel eens mijn pronkwandeling en ook een nabije bouwwerf bracht me enkele malen te vroeg terug in de realiteit. Ik maakte me er niet echt druk om: honden weten gewoon niet beter en m’n kennis van het Pools was ontoereikend om die bouwvakkers het nut van mijn schoonheidsslaapje bij te brengen.

(Foto: Zonsopgang in een vredige studentenbuurt in Lund. 's Ochtends geen grasmaaiend of hondenblaffend geweld, zelfs de werf houdt zich stil)

Sinds kort heeft ook de grasmaaier zich bij dat weinig fraaie clubje van slaapbrekers gevoegd. Waar vroeger de tuinbewuste buurtbewoners dat vreselijke lawaai spaarden voor de vooravond, teisteren ze de voorbije maanden ongegeneerd de hele wijk. Hoezeer ik ook wil, daar kan ik me écht niet bij neerleggen. Het recht op een langgerekte ochtendrust is een basisbehoefte voor de studerende nachtraaf. Dankzij hun ruim opgebouwd nachtelijk netwerk vormen deze veelzijdige studenten de toekomstige elite van Vlaanderen. Hen de nodige acht uur slaap ontzeggen is een aanslag op de welvaart van de volgende generatie.

En toch staat hierover niets in de Vlaamse regeerverklaring. De generatie waar we niet al teveel meer van moeten verwachten comfortabel laten dutten in een groter aantal rusthuizen, dat is wél een topprioriteit. Maar het welzijn van de veelbelovende (slapende) student? Geen woord. 'Vlaanderen In Actie' – van Vlaanderen tegen 2020 een Europese topregio maken – dreigt met een hele generatie oververmoeide en aan slaapstoornissen lijdende young starters, nu al een lege doos te worden. Niet vanuit een egoïstische navelstaarderij, maar vanuit een visionair maatschappelijk perspectief pleit ik voor een verbod op ochtendlawaai.

(Foto: Binnenkomst na een nachtje (Kopenhaags) stappen om 7u35. Mogelijk ochtendlawaai vormt dan een hypotheek op de gezondheid)

Om luidruchtige beroepstakken als de bouw of het huisvuilophaal niet te zwaar te treffen, beperken we het (voorlopig) tot één morgen op de werkweek. Vrijdagmorgen, slechts luttele uren na het klassieke nachtelijke geradbraak van de studenten op donderdagnacht, lijkt het me aangewezen om de toekomstige topbrains van Vlaanderen een uitgebreide herstenherstellende ochtendrust te verschaffen. Ochtendlawaai op vrijdagmorgen? Not In My Backyard!

Tafel der Tennisgodinnen

Met Elena Dementieva verdween de laatste tennisbabe uit Wimbledon. Jammer, denkt menig man. De voorbije twaalf toernooidagen brachten immers een aaneenschakeling van visuele pret geleverd door rondhuppelende tennisdeernes in maagdelijk witte jurkjes. Geholpen door het onbritse weer bleek het Londense tuinfeest op vele vlakken wederom een voltreffer. Er heerste wat onvrede over de tafelindeling, maar dat drukte de tennispret allerminst. De aantrekkelijke tennisgodinnen kregen systematisch een plaats aan de tafel in de zon, terwijl de minder mooie tennistoppers in de schaarse schaduw werden geplaatst. Terecht menen mijn heetgebakerde hormonen, schandalig stelt mijn tanende tennismoraliteit.

(Foto: Tennisgodin Dementieva reikt richting hemel)

Badend in het bloedhete begin van deze zomer, lijken de oververhitte hormonen dichter bij de waarheid te dobberen dan het onderkoelde verstand. De tennistoppers die op de catwalk hopeloos verloren lopen, leggen zich immers probleemloos neer bij de oppervlakkige tuintaferelen. Op de slotceremonie van het tuinfeest met de zilveren schaal kunnen pronken, dààr gaat het om.

(Foto: Op tweederangstuinfeesten zoals Rosmalen, krijgt Safina wel een plaatsje onder de zon)

Zelfs de huidige officiële leidster van het vrouwentennis, tsarin Dinara, moppert niet. Ze schikt zich wonderwel in een rol als veredeld keukenhulpje. Geliefd door haar collega’s, maar door de bobo’s niet aantrekkelijk genoeg bevonden om mee aan de grote tafel aan te schuiven. Ondanks haar hard labeur krijgt ze niet de appreciatie die ze verdient. Zowel op als naast de tennisbaan blijken Safina’s kwaliteiten ontoereikend voor de schoonheidswedstrijd die het huidige vrouwentennis is verworden. De toernooiorganisatie stuurde de tsarin de eerste week telkens als kanonnenvlees het niemandsland in. Niemand slaagde er echter in om op Court Nr. 2, de vroegere ‘Graveyard’, tsarin Dinara te begraven.

Wie zat er dan wél aan de tafel der tennisgodinnen? Blonde prachtexemplaren als Daniela Hantuchova, Maria Sharapova en Caroline Wozniacki. Ondanks wisselende tennisresultaten kregen zij de voorbije dagen de beste plaatsen op de Londense egaal gekapte grasveldjes. Niet verstoken van enig glamourgehalte, voelden de tennissende modellen zich opperbest onder de schijnwerpers van het kokette, oertraditionele Britse tuintennisfeest.

(Foto: Sharapova trapt een balletje in Parijs als voorbereiding op het Londense tuinfeest)

Buitenbeentje aan die tafel van glamoureuze gelijkgestemden is Victoria Azarenka. De Wit-Russische blondine weigert zich aan te passen aan de traditionele tennisetiquette en kreunt de hele Engelse hoofdstad wakker. Vileine Victoria zet zich luidruchtig af tegenover het establishment, maar verpest het feestje niet. Ooit wil ze immers tot koningin van het vrouwentennis gekroond worden.

Voormalig koningin, Ana Ivanovic, liet zelfs een traantje toen ze het tuinfeest moest verlaten. Het Servische prinsesje weet immers dat haar plaatsje aan de teerbeminde tafel op de helling staat. Enkel de zusjes Williams weten zich verzekerd van een jaarlijkse stoel en maakten ook dit jaar opnieuw uit wie aan het hoofd van de tafel mag. Als dat maar geen familieruzie wordt op het heilige gras. Ach, het overkomt de beste tuinfeesten.

(geschreven op 3 juli 2009, na de halve finales op Wimbledon bij de dames)

Scheveningen Strand

Scheveningen. Een van m’n eerste vage buitenlandse herinneringen. Ik was een jaar of zeven toen ik aan de hand van profvoetballer papa naar proftennisser nonkel ging kijken. De Haagse kuststad herbergde toen al een challengertoernooi waar m’n nonkel punten op het internationale circuit trachtte te sprokkelen. Twee zaken herinner ik er me nog van: de luide, maar gezellige Nederlanders en de grote pier op het schitterende Scheveningse strand.

Bijna twintig jaar na datum zijn de Nederlanders nog even mondig en ook de pier is blijven staan. Volk en stenen verander je niet zomaar. Enkel het beperkte barleven op het strand is ondertussen uitgebreid veranderd. Waar aan de Vlaamse kust dijk en flats het strandbeeld overschaduwen, houdt de Nederlandse ruimtelijke ordening de échte sociale functie van het strand in ere. Je vindt wel een kleine dijk en enkele flats aan de Scheveningse kustlijn, maar die verzinken in het niets tegenover de vele beachbars die het strand rijk is. Een halve kilometer aan strandcafés die je nergens anders aan de kleurloze kusten van de Lage Landen vindt.

(Foto: Sunset @ Scheveningen = Heaven is close at the Saltwater)

Van latino tot posh, de diversiteit is er immens. Zowel een Zuid-Amerikaanse salsagenieter (Sol Beach) als een Moskoviaanse m’as-tu-vu (Blue Lagoon) komen er aan hun trekken. Kussentjes, leuke muziek en vuurtjes alom aanwezig. Gewoonweg gezellig. De doorgaans luidruchtige Hollanders raken bedwelmd door de zoute zeegeur en de ondergaande zon zorgt voor een lekkere laidback loungesfeer. Chicanes 90's-classic ‘Saltwater’ past perfect binnen dit hemelse kader. Nederlandse trancemuziek die je naar hogere sferen leidt...Zónder geestverruimende middelen uit de dichtstbijzijnde coffeeshop.

Ook de bediening is er top. Degelijk & direct, jolig & joviaal, cocky maar correct. ‘Hoe kan ik je helpen’ is de centrale zomervraag van het sociaalvaardige strandpersoneel. Een duidelijk verschil met pakweg Middelkerke waar een schuchtere student zijn Rock Werchter-ticket terugbetaalt aan vaderlief door met tegenzin een warme cola op jouw tafeltje neer te ploffen.

(Foto: Boonen & Cipollini op weg door de Scheveningse duinen)

Andere aanraders? Fietstochtje door de duinen, mosselen bij Simonis en kamperen in Kijkduin (privéstrand op vijf minuten). Tegenvaller(s)? Het restrictieve parkeerbeleid dat meer dan een kwartier parkeren quasi onmogelijk maakt. Met een concentratie aan bars en een gebrek aan vrij parkeren dringt een vergelijking met een Vlaamse universiteitsstad zich op. Leuven aan het Nederlandse Noordzeestrand? In Delft lachen ze zich alvast een (dijk)breuk.

(Foto: Kamperen in Kijkduin met Cipo = witte Martini & Salami)

Federer brengt Plato tot leven

U weet ongetwijfeld dat Roger Federer afgelopen zondag geschiedenis schreef. Niet zozeer omdat hij nu veertien Grand Slams op zijn palmares heeft staan. Mooie prestatie, dat wel. Historisch, als u zelfs wil. Maar niet uniek. Die andere levende legende, Pete Sampras, deed het de Zwitser al voor.

Federer schreef geschiedenis omdat hij de idee ‘tennis’ nu op de vier verschillende baansoorten heeft geëtaleerd. De ‘Fed Express’ stoomde daarbij gracieus langsheen alle oerkrachten. Noch de Parijse aarde, noch het Australische vuur, noch de Amerikaanse wind en noch het Londense water bleken in staat zijn openbaring te dwarsbomen. Plato keek samen met de weergoden tevreden toe vanuit de hemel. Hun tranen van geluk begeleidden twee uur lang Federers overwinningstocht in Parijs. Als afsluiter inspireerde Plato’s liquide inbreng de stoïcijnse Zwitser tot een emotioneel waterspektakel.

De aandachtige lezer vraagt zich ondertussen af, wat een topfilosoof als Plato in godsnaam met een toptennisser als Federer te maken heeft. Wel, los van het feit dat Plato in zijn tijd een succesvolle Griekse gravelbijter was: de ideeënleer. Wie geen Grieks-Latijn volgde op school, noch van het universitaire (luilekker)leven mocht proeven, fronst nu ongetwijfeld de wenkbrauwen. Om het in deze vluchtige internettijden kort te houden: de ideeënleer stelt dat elke individuele zaak een afspiegeling is van zijn enige en onveranderlijke idee.

In concrete tennistermen: als pakweg Novak Djokovic een forehand slaat, is dat niet meer dan een illusie van de idee ‘forehand’. Gebruikt Federer dezelfde slag, dan is dat wél een openbaring van de idee ‘forehand’. Nog concreter en treffender: als Rafael Nadal tennis speelt, vermaakt hij de massa met een schijnvertoning. Vertoont Federer zíjn kunsten in een tennispartij, dan schotelt hij de tenniswereld de pure vorm van tennis voor.


(Foto: Ondergetekende brengt niet meer dan de schijnidee 'Federer')


Nadat de tennisgoden eeuwen geleden de idee ‘tennis’ creëerden, bleek het eindeloos wachten op een aardse vertoning ervan. Rod Laver, André Agassi en Pete Sampras deden in de 20ste eeuw na Christus verdienstelijke pogingen. De jonge Federer ontmoette ‘Pistol Pete’ een eeuw later tijdens diens acteerkunsten op het Heilige Gras van Wimbledon. De toen al minzame Zwitser verloste de oude Sampras uit zijn lijden.

Met die partij als startbasis besloot Federer de idee ‘tennis’ achterna te jagen. Vrij snel volbracht hij dat onmogelijk geachte doel in Londen, New York en Melbourne. Het wereldpubliek boog en masse nederig voor de meester. Om de tennisgoden echter definitief te overtuigen, moest ook het Europese vasteland van de (v)idee kunnen proeven. Het oranje zand in Parijs vormde de laatste ondergrond waarop Federer de idee moest etaleren.

Het Parijse publiek had al veel gehoord van de ideale tennisvertoningen die Federer over de hele wereld bracht en snakte jarenlang om het met eigen ogen te mogen aanschouwen. Een Spaanse heerser, koning Rafa, ontzegde de hoofdstedelingen vijf jaar lang dat pure plezier, tot groot ongenoegen van quasi de hele tennisgemeenschap. Zij wist immers wat de idee ‘tennis’ inhield en wilde dit met de kunstzinnige Parijzenaars delen.

De Zweden, gebeten door rechtvaardigheid, stuurden een vigoureuze Viking op de Spanjaard af. Verkennende duels in Londen en Rome gingen verloren, maar koning Rafa raakte stilaan geïrriteerd door de Zweed, Robin Söderling genaamd. De irritatie sloeg in Parijs om in onmacht en de Zweed onttroonde de Spaanse koning, wat de weg vrijmaakte voor de finesse van Federer.

De goden zagen eindelijk het licht in de Franse hoofdstad en kroonden Federer tot de beste tennisser aller tijden. Wie de idee ‘tennis’ beheerst, hoeft zich niet aan te passen als hij van ondergrond verandert. Federer floreert (nu) overal. Ook Plato’s collega René Descartes keek mee vanuit de Parijse hemel en sloot af met de woorden: “Il joue au tennis, donc il est.”

Roger Federer speelt tennis, ademt tennis, IS tennis.

Rusthuis Rosmalen

Fin des examens, de geografische proximiteit en liefde voor het grastennis brachten me deze week naar het Nederlandse Rosmalen. Het Brabantse dorpje, nabij Den Bosch, fungeert al enige tijd als gastheer voor het enige grastoernooi in de Lage Landen. Een autorit van goed een uur vormde de mobiele brug naar een festival van valse botsen, serve & volley-geweld (bij de mannen toch) en Nederlands organisatietalent.

De schitterende manier waarop onze noorderburen hun vlakke land ordenen, uitte zich al op (en naast) de secundaire wegen. Fietspaden netjes naast de perfect geasfalteerde autobaan als aanzet voor een massaal fietsende bevolking. Met een oprechte glimlach danken de cyclisten de joviale automobilisten die bij elk zebrapad de rode loper uitrollen voor een horde tweewielers. Heel wat anders dan het Vlaamse weglandschap waar verkeersagressie de bewegende boel verziekt.

Enkel de opzichtige wegwijzers naar het crematorium doen de hoerastemming even in een begrafenisstemming omslaan op de Brabantse baan. Lekker zakelijk die Nederlanders, ook op weg naar de dood. Niet de afrit naar het crematorium, maar de afslag richting ‘Autotron’ leidde ons tot het tenniscomplex. Bij een – zeldzaam – gebrek aan de nodige contacten, verschafte een kaartje van 40€ ons de toegang. Geen vriendenprijsje dus voor de noodlijdende Vlaming, die langs alle windstreken wordt leeggeplukt. De Fransen in de electriciteitscabine en in het bankfiliaal en nu de Nederlanders naast de tennisbaan. Van je buren moet je het hebben.

(Foto: Flavia Pennetta's bovenbenen brengen de Italiaanse ook op het tennisveld naar de hemel)

Blijkbaar waren we niet de enige Vlamingen die zich over de grens waagden. ‘Big’ Dick Norman werd door een hele cohorte West-Vlamingen aangemoedigd op een overvolle buitenbaan. Geen nood echter, op baan 1 stond de Italiaanse Flavia Pennetta tegen de Thaïse titelverdedigster Tanasugarn te tikken. De kans bij uitstek om in een (gras)veldonderzoek na te gaan wat Carlos Moya nu juist in Flavia ziet. Een pittig snoetje, degelijke bovenbenen en verrassende voetbalkwaliteiten, bleek door onze academische (zonne)bril.

Als hoog opgeleide wetenschappers gingen we uiteraard op zoek naar vergelijkend materiaal. Hantuchova-Safina bleek als derde partij op het Centre Court gepland. Het verleden leert ons dat Slovaakse variabelen doorgaans de kwaliteit van dit soort onderzoek ten goede komen. Het poppetje uit Poprad werd dus het volgende onderzoeksobject in ons grensoverschrijdend veldonderzoek. Dankbare Daniela leek ons op het eerste zicht volledig hersteld van haar anorexiaproblemen. De aardbeien met slagroom – Wimbledoniaanse traditie Koreaans gekopieerd door de Nederlanders – hebben hongere Hantuchova goed gedaan.

(Foto: Hantuchovas derrière en een beperkt assortiment gratis petjes zorgden voor een heetgebakerd veldonderzoek)

Lustig ronddartelend op het oneffen gras, bracht het vinnige veulen het nummer een van de wereld flink in problemen. Tot Safina’s trainer het schouwtoneel betrad en de Russische als een thuisspelend Brabants trekpaard krachtig begon uit te halen. De wedstrijd kantelde en ons onderzoeksobject kon haar koffers pakken. Een rotsysteem die coach-interventie, als je het mij vraagt. Ons heetgebakerd longitudinaal onderzoek – de rode petjes bleken uitverdeeld (zie foto) - met Slovaakse variabelen kon weer (even) de koelkast in.

Na al die rationele hersenarbeid, kon nu het tennishart emotioneel geprikkeld worden. Wie anders dan publieksspeler Raemon Sluiter kwam hiervoor beter in aanmerking? De rijpe Rotterdammer, net niet uit het crematorium herrezen, speelde voor het eerst voor eigen volk sinds zijn comeback. Hoewel de Israëliër Dudi Sela zich even goed voelt op een grasbaan als in de Gazastrook, bleek hij net een maatje te klein voor de scherp slicende Sluiter. De Nederlander deed alvast mijn tennishart sneller kloppen en kreeg ook het publiek in Rosmalen op zijn handige hand. Beide ontwikkelingen vormden prestaties van jewelste, gezien mijn ijskoude Scandinavische inborst en het gebrek aan beleving dat de tribunes tot dan toe teisterde. Brabantse nuchterheid, angst voor het crematorium of een teveel aan passieve gepensioneerden?

(Foto: Raemon Sluiter brengt het Rosmaalse rusthuis tot leven)

Ik gok op het laatste. Hoewel de kidsdagen op menig tennistoernooi voor vreselijk lawaai op woensdagnamiddag zorgen, helde de leeftijdsslinger dit maal overdreven de andere kant op. Het beperkt aantal jongeren blaakte niet echt van jeugdige schoonheid en de vips bleken beter in luidruchtig schransen dan onze visueel geörieenteerde aandacht te trekken. Het klassieke arsenaal gold diggers leek weggplukt uit ‘Vrouw zoekt Boer’ en kon ongetwijfeld eigenhandig met de schop de weg naar het goud graven. Weinig klasse daar in de zuidelijke Nederlandse contreien, dat roepen de poshe hoofdstedelingen uit Amsterdam-Zuid (oh ironie!) al eeuwenlang.

(Foto: Op veldonderzoek in het VIP-vak)

Nederlandse Brabanders en Limburgers hebben op het culinaire vlak dan wél weer een streepje voor op die uit de Randstad. Geen gastronomisch gezeik uit de muur, maar tongtintelende terrasdiners. Nooit zo’n lekkere ciabatta met gerookte zalm gegeten. Wie mij kan vertellen welke saus mijn smaakpupillen zo prikkelden, mag deze week eens een broodje gezond met mij gaan verorberen. Broodjeszaak naar keuze.

Over sauzen gesproken, onze noorderburen noemen ons worstenbroodje een ‘broodje saucisson’. Laat de zelfverklaarde polyglotten het tien keer na elkaar uitspreken, en je kotst het oven(gr)hapje net niet naar buiten. Een plotse opstoot van heimwee naar het meertalige Brussel viel ons ten dele. Wij dus de autobaan op. Niet naar het crematorium, maar naar België. Qua mentaliteit niet echt een wereld van verschil.

(geschreven op vrijdag 19 juni, na de kwartfinales op Rosmalen)

Parisiens prefereren Federer als troonopvolger

All good things come to an end. Hiermee vatte drievoudig Roland Garros-winnaar Mats Wilander het historische verlies van Rafael Nadal tegen Robin Söderling samen. Of op z’n Vlaams: aan alle mooie liedjes komt een eind. Ook dus aan Nadals versie van 'La Vie en Rose'. De Spaanse gravelheerser koos niet voor het koninklijke paars om zijn grondgebied te verdedigen, maar vocht in het provocerende roze. Dat werkte in de bloedhete zon als een rode lap op een stier bij Söderling, die al sinds de Slag van Wimbledon in 2007 niet erg koningsgezind was. Met het gekende resultaat: De gevallen koning plaatste de matchbal naast de kalklijn, beet in het hoofdstedelijke zand en zag de Franse hemel branden (Wie herkent de tweede megahit?).

Dat ze in de Franse hoofdstad republikeins denken, wisten we ook al enige tijd. Al blijft het tekenend hoe weinig steun hun koning Rafa Ι kreeg vanop de Parijse publiekstribunes. De koninklijke mentor, Toni Nadal, reageerde erg bitsig: "Ze tonen de dwaasheid van een volk dat zichzelf superieur acht." Na vier jaar verstikkende hegemonie wil dat ‘dwaze’ volk een neutrale Zwitser aan de macht. Met die wens in het achterhoofd steunden de Parisiens zowaar een Zweedse vrijbuiter die zich plots kwam moeien aan de Porte d’Auteuil.

In 1810 werd een Franse veldmaarschalk, Jean-Baptiste Bernadotte, kroonprins van Zweden. Bijna tweehonderd jaar later werpt de Zweedse achterveldgeneraal Robin Söderling zich nu op als kroonprins van Frankrijk. Wie koning Rafa Ι in een duel verslaat, heeft recht op die titel. Al zien de Fransen kroonprins Robin eerder als een vluchtige overgangsfiguur: ze eisen iemand die de taal van Molière beheerst en gracieuzer over hun gravelvelden dartelt dan de ploegende Zweed.

Voormalige kroonprins Richard Gasquet is ondertussen afgeserveerd door de autoriteiten, nadat koning Rafa Ι hem openlijk verdedigde – en dat kan hij! - in zijn French cocaïne kissing. Wie steun krijgt van de huidige heerser heeft het verkorven in de hoofdstad. De andere prins, Tsonga, kan geen heel jaar fit blijven om de arbeidsintensieve job uit te oefenen. Blijft over: de Zwitser Roger Federer. Hoewel hij niet tot het Franse hof behoort, heeft Federer zich de voorbije jaren met succes ingewerkt in het wereldje. Traditieman Roger bekoort niet alleen de elite (sponsors, vips en voormalige toppers), ook het onbesnaarde gewone volk apprecieert Federers finesse. Bovendien is nu al de opvolging verzekerd ten huize Federer en haalt het kind de banden aan met de Slovaakse kroon.

Met de keuze voor Federer steunt het Parijse publiek in feite de underdog op hun oranje kleibodem. Heel Europa staat achter de nakende machtwissel in Frankrijk, ook tennisminnend Vlaanderen. Dat een schuchter volk als de Vlamingen voor de verdrukte figuur kiezen, is niet meer dan logisch. Maar fiere hoofdstedelingen die de topfavoriet bijna eigenhandig de afgrond induwen? Een mens doet vreemde dingen bij het aanschouwen van een gravelgod.

Ook opvallend was de waslijst aan sms’jes die ik kreeg na de winst van Söderling. Blijkbaar heeft drie jaar onafgebroken de Zweedse liefde verkondigen, eindelijk haar nut gehad. In mijn vlakke Vlaamse vaderland word ik nu als volbloed Zweed aanzien. Ik mag terecht met trots de geel-blauwe vlag dragen in het bijzijn van vrouwelijk schoon (zie foto's), wat sinds oudsher een van de belangrijkste kwaliteiten van de Scandinavische trots vormt. 'La Vie en Rose' is even afgelopen voor Nadal, La Vie en Jaune-Bleu begint voor mij nu echt. Het heilige pinksterweekend schreef nogmaals historie.

(Foto 1: Söderling klopt Nadal: Zweden neemt Parijs in./ Foto 2: Foto: Beide dames voelen dat het hart vol voor Zweden klopt. Jag vill leva, jag vill dö i Norden!/Foto 3: Ondergetekende dekt zich in onder de Zweedse vlag: garantie op een topdag vol uiterlijk vertoon, joie de vivre én diepzinnigheid.)



Regelnicht Navratilova

“Het gekrijs heeft een onaanvaardbaar peil bereikt. Het is vals spelen. Er moet iets aan gedaan worden.” Met dit duidelijke statement opent de tennislegende Martina Navratilová het debat over het aantal decibels dat de vrouwelijke toppers heden ten dage produceren op het tennisterrein. Lastig voor de gehoorgevoelige tegenstander, maar een tennistieke kwestie? Much ado about nothing, Martina.

Het geklaag van oude tante Martina doet wat denken aan dat van de bewoners rond Brussels Airport. Zowel die ontevredenen als de brede tennisgemeenschap, weten welke geluidsoverlast er mogelijk is in de buurt van hun landings/tennisbaan. Ofwel blijf je er dan weg, ofwel bereid je jezelf er op voor. Dat malcontente Martina maar eens een uurtje komt trainen in mijn auditief overweldigende achtertuin, het Centre Court van de Velocity Lifestyle Club.

Daar begeleiden pompende beats uit de achterliggende fitnesszaal de meest levensbelangrijke rally’s. Milk Inc. herleidt er Maria Sharapova tot een geluidloze gazelle. De ‘Siberische Sirene’ sleurt nochtans een luidruchtige reputatie met zich mee. Althans op het veld. Tussen de lakens blijkt de langbenige blondine niet zo rad van tong. Haar voormalige sekscompagnon – maar geen dubbelpartner - Adam Levine (frontman van Maroon 5), bestempelde mooie Maria als een ‘dode kikker’ in (het water)bed. "Ik was zo teleurgesteld, ik had echt verwacht dat ze het zou uitschreeuwen.” I hear ya man.

(Foto: Sharapova in een sereen moment op het scherm. Het is vaak anders.)

Het doet het ergste vrezen voor Victoria Azarenka, ook gezegend met stevige stembanden. De Wit-Russische doet me met haar leuke snoetje en goudblonde staartjes, strak verpakt in een donkerblauw kleedje, denken aan het beste wat Zweden voortbrengt. Het prachtkind kan rekenen op mijn onvoorwaardelijke sympathie. Gestuwd door die visuele voorkeur besloot ik vorige vrijdag eens een concertje van Azarenka mee te pikken in Parijs. De boxen stonden inderdaad wat luid, maar verstoorden de vertoning niet. Integendeel, haar vocale begeleiding sloot nadeloos aan bij de inbreng van de tegenstander. Voor de tennisleek: Azarenka’s gekreun stopte op het moment dat de andere de bal raakte.

Uit navraag bij haar bejaarde buren in Minsk bleek overigens dat ze haar stembanden in de slaapkamer heel wat minder rust dan Sharapova gunt. We gaan nog van Victoria horen, zowel op als naast het terrein, zoveel is duidelijk. Op de vraag met wie Azarenka dat vocale geweld deelt, bleef het muisstil. “That’s Victoria’s Secret”, klonk het in gebrekkig Engels.

Opvallend overigens dat iemand als Navratilová zich afzet tegen de luidruchtige dames. Als lesbische liefhebster van de vrouwelijke verboden vrucht, zou ze al dat vrouwelijke gekreun toch moeten appreciëren? Maar neen, niets daarvan. Navratilová zet zich als een ouderwetse regelnicht af tegen de – wel erg - mondige nieuwe generatie. De Tsjechisch-Amerikaanse ontzegt de Oost-Europese meisjes een luide Praagse lente door hen in een stil en strak sovjetkorset te dwingen. In haar ‘zwijgcampagne’ mobiliseert ze zelfs de – van oudsher neutrale - Zwitser Federer: “Roger maakt geen geluid als hij tegen een bal slaat”. Het gehoor van de kwieke 52-jarige werkt blijkbaar nog uitstekend.

Wat ze echter vergeet, is dat de fijnzinnige Federer zijn racket als een viool bespeelt. Luidruchtig gekreun zou zijn klassieke kunstvertoning alleen maar verknoeien. De huidige armada Oost-Europese tennissters hanteren hun werktuig daarentegen eerder als een hardrockgitaar: eentonig, luid, maar wél een breed publiek aansprekend. Dat Navratilová maar eens bij die mensen haar moegetergde oor te luisteren legt. Enkel het geëduceerde Parijse publiek lust die eenheidsworst niet en fluit de Oost-Europese hardrocksterren genadeloos uit. Ze verkiezen – enigszins terecht – het serene en zwoele vocale geweld van Tatiana Golovin. (Leuk trouwens dat ook Sporza-blogger Dirk Gerlo haar stem meer wil horen. Blij dat tennisbloggend Vlaanderen dezelfde prioriteiten deelt.)

Hoe dan ook, het gekreun maakt dus deel uit van hun beperkt (slagen)arsenaal. Met dat te gaan verbieden, zullen we nog meer geruisloze wedstrijden moeten aanschouwen. Wie gevarieerd en fijnzinnig kan tennissen - zoals Federer - heeft dat gekreun inderdaad niet nodig. Maar daar wringt voorlopig het (tennis)schoentje. Hoe gaat men die geluidsoverlast overigens meten? Met geluidsmeters? Laat de tennisdames voorlopig nog maar wat vocaal geweld uit de kelen persen. ‘Big’ Dick Norman leidt met al zijn ervaring dat geschreeuw wel in goede banen in een partijtje gemengd enkel.

U vraagt me trouwens naar de halve finales bij de dames vandaag in Parijs? Niets van gehoord.