Voer voor de zomerse zintuigen
Met de sneeuw die stilaan het land geruisloos verlaat, sijpelen vergeten gewaande zomergeluiden mijn bewustzijn binnen. Ergernis bevecht verlangen bij het luiden van de vuvuzela, de loftrompet der zotheid. Het is echter niet meer dan een geluid in de verte, galmend vanuit de Zuid-Afrikaanse heuvels. De Swedish House Mafia gijzelt opnieuw mijn gehoor. Het oersimplistische 'One' bezorgde de buis van Eustachius (nachtelijke) overuren. In opdracht dus van de ware erfgenamen van mijn Erasmus-ervaringen. SHM, drie letters, drie dj's, één topact. The Sound of this Summer.
Het beeld van de zomer bood dan weer Rock Werchter. Elke adolescent die de Humo-letters als ontbijt op dinsdag verorbert met Ayco Duyster op de achtergrond, weet meteen over wat ik het heb. Over wie is echter een moeilijkere vraag. De bruingekrulde Editors-aanbidder: bekend van gezicht, onbekend van naam.
Ach, wat doet het er ook toe? Een doorsnee voor- en familienaam zou het geheel van een banale kleur voorzien. Nu schonk deze fan(aat) ons een pure extase die van het beeldscherm droop. Een zintuiglijke rijkdom die Canvas haar belastingbetaler wat vaker zou moeten schenken. En dat dankzij een doodgewone Vlaamse jongen. Maar aan de hand van een bovenaardse band, laten we intellectueel eerlijk blijven.
Editors bewerkte met hun gekend gereedschap de ziel van het welwillende slachtoffer. Vanuit de studio met de fijnbesnaarde pen, op de weide met de theatrale vocalen en de stevige pianotoetsen. Hun prooi ging volledig op in het hier en nu, tussen hem en de muziek stond helemaal niets. Geen tentsletje kon de trance doorbreken. Met Papillon de hemel in zwevend, waar No Sound but the Wind heerste. Ongetwijfeld voorafgegaan door urenlange luistersessies op zijn studentenkamertje, met het geluid van de wind langsheen de enkele beglazing suizend. Proefexamens voor de toegang tot zijn Walhalla op Werchter.
Als die intieme interactie innemend in beeld wordt gebracht, verschijnt er een oprechte grijns op het gelaat van een toevallige buurman. Het plots in de picture staan verrast deze cool guy niet: hij veroordeelt de zwever niet, maar plaatst zich met dat ongenadig lachje ver boven de naïeveling. Maatschappelijk toch. De wereld is een schouwtoneel dat wij bespelen. Spontaniteit bezoedelt die bühne, zo leren we in de dagelijkse acteerklassen.
Maar toch. De hele wereld omarmde dat schaarse moment van onversneden oprechtheid. Editors beloonde het vereeuwigen van hun godenstatus met een plaatsje in hun volgende clip. Enigszins jammer. Helden mag je slechts op posters, cd-hoezen, in jouw dromen aanraken. Anders verdwijnt de magie. En de diepe emotionele band.
Zoals op het WK voetbal. Portugal verloor van Spanje, waarna de tristessa op de rood-groene tribunes neerdaalde. Tot het megascherm de ontgoochelden opnam. Vreugdesprongen zo hoog als Tia Hellebaut. Twee seconden roem als pijnstiller. Walgelijk. Emoties zo inwisselbaar als maaltijdcheques. Mijn maag keert er van om. Geef mij maar Editors op Werchter en SHM op Tomorrowland. Echt voer voor de zomerse zintuigen.
Moordenaars aan de zijlijn
Spitsen met een killerinstinct. Aangemoedigd vanuit de loges door geldgeile blondines tippelend op hakken die elk hart doorboren kunnen. Jeugdtrainers met foute blikken doorprikken genadeloos dromen van scholieren, nauwelijks de baard in de keel. Beenharde mandekkers. Doelwachters die hun kooi met vuist en gestrekt been verdedigen. Gouden schoenen gedrenkt in bloed na aanslagen op communistische rechtsbacks.
Omringd door tribunes voor bezoekende supporters. Gastvrijheid gezeten in Apartheid. The Axels of Evil doorsnijden de voetbalwereld en vergassen stilaan de romantische geur van braadworst, verbroedering en alcoholisch bier. Het romantische rijk van Koning Voetbal is uit. De oligarchie heerst met figuren als Blatter en Abramovitsj. Zuiderse topclubs - instituten worden ze genoemd - overleven bij de gratie van vrijgevige banken en kopen heel de aardbol leeg. De kleine traditieclubs uit betere tijden vechten in hun doodsstrijd op donderdagavonden om 19u in Kaukasische arena's de naam niet waardig.
Massamoord georchestreerd door overheid, management en voetbalbond. Geholpen door heren in het zwart, heden ten dage vermomd in gifgroene tenues, die met het wetboek in de hand de artistieke vrijheid aan banden leggen. Niet de fluitgrage masochisten, maar de idiote grensrechters dragen de eindverantwoordelijkheid. Moordenaars aan de zijlijn.
Zondag was het weer van dat. De Slag om Vlaanderen tussen Gent en Brugge. Boxing Day beloofde alvast weinig peis en vree. Volle vakken gehuld in kerstmutsen, volle magen na gevulde kalkoenen en angst voor volle schaatsbanen na het laatste fluitsignaal zorgden echter voor verzadiging en apathie in de Arteveldestad. Een gezapig kerstsfeertje.
Tot een counterend Club de netten deed trillen. De jonge troepen van Koster verbaasden vriend en Gentse vijand. En scoorden daarbij een tweede maal. De zwarte parel Kouemaha pivoteerde als een bonkerige ballerina langsheen een Sloveense lantaarnpaal en zorgde via de binnenkant van de paal voor een schaars Brugs lichtpunt in donkere winterse tijden. (Net) niet, werd net wel voor de geplaagde topschutter.
Na maanden van ontbering op gladde Vlaamse velden, snakkend naar Kameroenese warmte en Afrikaanse broeders op de bank, gleed de frustratie van hem af. Niet door een gemene kopstoot, maar een tekenend beeldspel uit de brousse. Een hagelwitte glimlach begeleid door dansende ledematen. Geluk zoals de blanke man dat nauwelijks kent.
Tot een grensrechter het nodig achtte dit spitsenspektakel abrupt te schorsen. Dodelijk voor de spelvreugde. De onbeschrijflijke ontlading nadat de bal was binnen geprikt, werd ontnomen door een regelnicht van een schoonmoeder. Juist na de daad, die net de wereld had veranderd, stormde ze de kamer binnen en beperkte ze het orgasme tot een zuiver cijfermatig feit. Wiskunde verdiende nochtans geen plaats op dit toneelstuk.
Deze achterlijke vlaggenzwaaiers zijn immers niet meer dan figuranten, die denken een hoofdrol te moeten spelen meteen na de apotheose. Postkantoorhouders, die het werkplezier binnen de perken willen houden. Voornamelijk een Belgisch fenomeen. De eerste idioot die Pippo Inzaghi in zijn vreugde-exploten onderbreekt, riskeert een publieke ophanging aan de Dom van Milaan. Kerkelijk recht, ter compensatie van het geleverde onrecht op de Heilige Grasmat van San Siro.
Het donkerrode vuur van de Rossoneri voert me richting Metropool, op de mistige Bosuil van midden jaren '80. Deze kleine kanjer thuis op moeders schoot, vader met het gezegende voorhoofd Philippe Vande Walle en mijn Club verschalkend. Als weinig trefzekere verdediger het delirium nabij. Zwart-witte beelden van een brullende Vanderveeren, met de gebalde vuist de zandpiste op. Zijn extase delend met de beruchte X-side achter het ingenomen Brugse doel.
Vandaag de dag zou een zevende man, aangesteld door de UEFA, hem die glorietocht ontzeggen. Maar RAFC speelt niet langer Europees. En waar ooit het rauwe speeksel van de vuilgebekte Antwerpse harde kern neerdaalde, huist nu een familietribune. De kneuterige adem van brave huisvaders en hun iPod-gekke kroost sluimert in de nek van de tweedeklassedoelman. Geen piste meer die een podium biedt aan de ontlading, maar een gracht van wezenloze reclameborden.
De Great Old vecht tegen verval en faillissement op kleine Tiense akkers en in muffe rechtbanken. Stadions worden alsmaar groter en moderner, het speelveld kleiner. De grens is bereikt, heren lijnrechters.
Leuven was het Leven
Adieu, Leuven. De geldigheidsdatum van mijn treinabonnement sluit een decennium van decadentie af, maar slaat de weg van de diepgang in. Sweet sixteen werd serious twenty-five. De Brusselse metro duwt de pendeltrein met een hoofdstedelijke air van het perron.
Het spoor naar Station Leuven loopt stilaan dood. Met bachelors die in de jaren’80 hoogstens als langetermijnplan bestonden, krijgt de plaatselijke projectwerking langzaamaan pedofiele trekjes. Een paradetochtje over de Oude Markt wordt alsmaar minder onderbroken door onvoorziene small talk met wingmen van het laatste uur, nietszeggende klasgenoten en hartveroverende prinsesjes. Anoniem tussen de adolescenten...
Wegkwijnen is echter voor watjes. Dus vertrek ik naar Brussel, op zoek naar een nieuwe naam en inhoudelijke faam. Goodbye My Lover. You touched my heart, you touched my soul. You changed my life and all my goals.
Tien jaar Leuvense Afrekening dwarrelt langsheen mijn terugblik en krijgt hier haar neerslag in een kroegenkroniek waar de nachtelijke zon alle stormpjes, regenbuien en lentebloesems met een duistere, maar oprechte glimlach verwarmt. Melancholie maakt de terugblik mild. Terecht. Leuven maakte het leven, liet leven, wàs het leven. De verhuis naar Brussel is nu officieel, net als de nostalgie naar Leuven. Because, what is Leuven but the greatest of feelings?
Als benjamin van de groep kwam de lokroep van het mythische studenten-Elysium me al snel ter groene ore. Met de voetbaltruitjes nog maar net van de tengere schouders, ontdekte ik een gladde wereld waar hemdjes, Timberlands en brillantine het gezichtsveld bekleedden. Vergezeld van dikke rook, slechte belichting en smerige toiletten die niet zouden misstaan in Trainspotting. HDR, fakbar van de rechtenfaculteit. Na Joey uit Dawson's Creek, m'n tweede echte puberliefde. Geen donker goud uit Ohio, maar blond kristal uit Alken.
Met grote ogen schoof ik in Nike-sneakers doorheen de smurrie van het strekenvolk dit universitaire universum binnen. Ik bad als 16-jarige tot God, die toen nog enig aanzien genoot, dat ik snel 18 mocht worden. Wist ik toen veel dat je elke geleefde seconde moet koesteren, niet verwensen. En dat bij de verovering van het vrouwelijke rechtenvolk ook heel wat zielsbedreigende plichten hoorden. Zoals polokragen met Schotse kruisen rechtzetten ter rectificatie van de eigen fallus in het directe bijzijn van de verleidsters van de Valk, wiens hooghartige nekken werden verwarmd door beige Burberry-sjaals. Hautaine Adelaars die de amoureuze armada overvleugelden. Maneaters. Ijskoninginnen van het ijle luchtruim.
En toch koos ik na het middelbaar voor het verstand in plaats van de verleiding. Zes jaar jezuïetenonderricht vormen een aanslag op de hormonale vrijheid. Politieke in Brussel dus, dicht bij huis. Geen risico op een eerstekandebacle waarvoor je bij de inschrijving op de KUL, sinds haar stichting in 1424, gegarandeerd op intekent. Sterker dan de Pest. Een logisch gevolg van goddeloos gedrag. Het Leuvense katholieke oordeel is bitterhard voor haar jongste zonen. "Cry me a river", zingt de decaan met de nodige dedain na elke deliberatie.
Bijgevolg, de KU Brussel. Waar de eerste kandidatuur een schemerjaar bleek. Aan de voet van de Basiliek van Koekelberg waren de dagen goddelijker dan de nachten. Heerlijk eerlijke babbels in het Caf, pita’s en pizza’s op wereldniveau, maar een nachtelijk scenario zo leeg als de huidige KUB-site. MSN-gesprekken met maten ontwakend op schemerige Leuvense koten, lokten me het jaar nadien al te vaak richting bierstad. Et c'est parti pour le show! De wijsheid ontluikte in tweede kan.
Vreemd genoeg zocht m'n entourage de Openbaring niet in de nuchtere hemel, maar in een dronken Bierkelder. De overgang van een kraaknet college naar een stort op Aalsterse leest vond ik evenwel te bruusk. Die andere kelder, Seven Oaks, sprak me meer aan. De ontgroening werd zachtjes ingezet via cactusjenever met het verzamelde werk van Marco Borsato en de Vengaboys beukend op de eikenhouten toog. There’s only one way of life for a Seven Oaks Cellar Dweller.
In de kerkers van het Leuvense nachtleven ontdekte ik dat ook buitenlanders de Zeven Eiken met een houten kop verlieten. Internationaal ben je 24/24, wat maakte dat ik ook overdag naar Erasmus-contacten snakte. Liters koffie opgeluisterd door Oost-Europese klanken, op een boogscheut van de faculteit sociale wetenschappen. Weinig les, veel cafeïne en slecht Engels. Namiddagjes Pangaea: verrijkend.
Toen mijn immer luisterend oor opving dat deze gaststudenten zich aan allerhande uitwisselingen bezondigden in de Ambiorix, kreeg de Tiensestraat plotsklaps concurrentie van de Oude Markt. Tussen de oercommerciële beats door ontdekte ik al snel dat lekker Limburg haar Tongerse veldheer massaal vereerde. De emmers vodka-redbull bezegelden mijn liefde voor ‘den Ambi’. Ambiance verzekerd, net als de oergeile raamdanseressen die recht van de Truiense Chaussée d’Amour leken geplukt. Promiscuous Girls. Enkel de overdaad aan lintjes en een levensgevaarlijke trap zorgden voor een valse noot in dit cantusparadijs.
Ondertussen had ik – behalve van een hardnekkig statistieksyndroom – afscheid genomen van de KUB. De logische stap naar het Leuvense kotleven zette ik echter niet. Hotel Mama bleek de beste garantie op strakgestreken hemdjes, waarmee ik op elke rechten-td trachtte te scoren. Mijn bezoekjes aan het Musicafé staan ondertussen op 97, terwijl die andere teller nét iets minder hoog reikt. Met arrogantie wring je heel wat doelrijpe kansen de nek om. It's just the way I are.
Over een toverstok beschikte ik helaas niet. Nochtans heb ik op de waslijst aan kotfeesjes heel wat magie de revue zien passeren. Plotse verdwijntrucs tijdens en na drankspelletjes van volle glazen en lege dozen. Dj's die stilaan in rook opgingen en koudweg door playlists van YouTube vervangen werden. Gelukkig bracht de VRG-challenge opnieuw de lente in het land en herschoof het sociale leven van binnen naar buiten. Weg met de gloeilampen en dekentjes op de Werf. Geen gepikte jassen meer in de Rumba. Vogelend Spaans geweld in het Stadspark. Een bühne van schalkse blikken, verborgen achter oversizede zonnebrillen die de ravage van salvo's Goldstrike trachtten te verhullen, glurend naar het frisgekapte gazon van borsthaar dat de strijd met de hemdknopen wederom had geopend. Warmte wentelde zich in de weelderige haardossen van Kooks-adepten die met dezelfde nonchalance over het Ladeuzeplein laveerden, maar zonder groupies de kleedkamers van het Sportkot inpalmden. Zelfs in die heetgebakerde biotoop bleek buiten slapen geen optie.
Omdat een man bag toen nog gewoon gay was, verplaatste ik me met m’n rode voetbalzak van kot naar kot. Met haar- en tandenborstel, lenzenpotje en gel sjokte ik van Tiensepoort naar Schapenstraat. Mijn schuldgevoel voor zoveel gastvrijheid kocht ik weg via een spaghettislag op het eind van het jaar. Smooth Italian Style. Nesta was ondertussen m'n bijnaam, dankzij m'n lange donkere lokken en strakke zuiderse façade.
A perfect match voor de Villa Ernesto, leek het wel. Althans, dat dachten m'n salsagekke vrienden. Een overdaad aan luidruchtige Latijnse schepsels dwongen me desondanks tot de Desperado’s. Gelukkig zorgde een blonde serveuse voor de nodige verstrooiing van de muzikale waanzin. Zonder woorden kreeg ik een Martini Bianco voorgeschoteld. M'n eerste Leuvense klassieker was geboren. Als eerbetoon vierde ik er m'n vier volgende verjaardagen, grijnzend in een camisa negra.
Een andere bar, ook opgetrokken binnen Zuiderse vocabulariumvesten, werd echter mijn stamcafé. Lapaz. Viel er weer weinig te spotten tijdens de politieke colleges, bracht een broodje verorberd aan de wankele terrastafeltjes van Lapaz troost. Met Kriek Lindemans en de Valk om de hoek waande je je in een Cocky Candy Shop. Mét zon de hele dag, mits gebruik van het zebrapad. 's Avonds vormde Lapaz de perfecte opwarmingstent. Nergens anders kwam je zo stinkend van de rook buiten, wat de rest van de avond sowieso tot een verademing maakte. Tussen kruk en spiegel startte de tocht door het donker, met een zittend moment van reflectie.
De volgende logische stop was Politika, al werden we met onze gestreepte hemdjes en potserige mantels er regelmatig buiten gekeken. Zelfs aan de pisbak, waar niet afkomst maar lengte er toe doet, kwam het klasseverschil ter sprake. Aan m'n arrogante urinestraal bleek immers dat ik enkel uit drukte-overwegingen niet voor de achterkamers van het HDR koos. Ga eens ergens anders zeiken, ik kwam ook voor minder vochtige redenen richting de linkse buur. Notities kreeg je immers niet op bestelling, maar bij Politika-pot en pint. Temptation Island met klasgenootjes kijken zorgde bovendien voor de noodzakelijke relaties in functie van de seminaries. Samen lachen, het schept een band. Samen buizen ook, zo bewezen de witte enveloppen elk semester opnieuw.
Ach, de Tiensestraat...Hellend eenrichtingsverkeer voor de fietsers, een fatale flipperkast voor de studenten. Fakbar in en uit, effe checken in Lapaz, potje vuilzakkenvoetbal, afsluiten in Seven Oaks. Chasing Pavements. Met het ochtendgloren als hommage van de horizon aan zoveel nachtelijke triomftochten. Tot een vettige dürüm van de Babyloniër je de hele Tigris en Eufraat vol deed kotsen. De ondraaglijke lichtheid van het liederlijke Leuvense leven. In feite kon je in de Tiensestraat een hele licentie volmaken. Met een nachtwinkel, een kapper en een ijsjesbar was het plaatje compleet. My Heroics Part One.
Maar de meerwaardezoeker in mezelf dwong me helemaal richting Naamsestraat. Op cultuurqueeste in 't Stuk. Een overdreven vraag tot lichaamsbeweging met de bar service, maar zalig onderuit zakken bij de soul & motown. Het uitgesproken De Morgen-publiek irriteerde me niet, zolang ik Trivial Pursuit won tenminste. Bovendien vormde het Slotfeest van ’t Stuk een jaarlijks hoogtepunt, shakend op de emotionele rollercoaster van het voorbije semester. Zwetend van zomergeilheid en pompende minimalbeats in bloedhete snob-alternatieve decors. Het middenplein bracht afkoeling, maar drukte je met de beschonken neus op de feiten: het academiejaar zat er weer op. Zij die er niet waren, keken uit naar een lange zomer. De fatalistische feestgangers dronken zich nogmaals richting tweede zit. En naar een zinvolle zomer badend in de Belgische regen, maakten we onszelf wijs. Rock Werchter bleef toch buiten blokschot.
Zinvol was zeker de zomer van 2006. Vijftig dagen van ontbering (m'n eerste baard!) om m’n studentendroom waar te maken: op Erasmus-jacht in Zweden. Daarover ga ik – op algemene aanvraag – niet verder uitweiden. De romans daaromtrent volgen later wel.
Terug naar Leuven dus. Februari 2007: de start van het post-Erasmustijdperk. ‘Effe kijken’ werd ‘effe luisteren’. Ontelbaar waren tot dan de barbezoekjes van twee seconden, waarbij m’n killerkijk in een oogwenk besliste of een verder verblijf de moeite was. Nesta had gesproken, m’n maten dropen wederom af. Na Erasmus bleven vluchtige intredes legio en legde ik steeds m'n oor te luister of er gebrekkig Engels dan wel enkele geile Scandinavische klanken de nicotinenevel vergezelde. We're not from Barcelona of geen Boten Anna? Dan liet ik m'n anker elders uit.
Ondertussen had ik m'n eerste masterdiploma - in een lange rij - beet en zocht ik de internationale betrekkingen in Antwerpen op. Ondanks m'n aangepast kapsel en dito streken, kreeg dit Brussels ketje geen toegang tot de gewenste kringen. Een haven open voor de hele wereld, maar volk zo gesloten als Alcatraz. A stash of sadness. Geen nood, Leuven lonkte. Ik vroeg het opnieuw aan met m'n oude liefde. The Love wasn't Gone, merkte ik.
Toch lichtjes bezoedeld door het glamourama in de Metropool, wilde ik ook wel wat poshness in Leuven proeven. Provinciesteden lenen zich echter niet tot pronkketen. Rodins en Bar Louis vormden de schaarse excepties. Fantastisch qua inrichting, degelijk qua eten, pittig qua muziek, maar op provinciepaarden rijden geen amazones. Queens of Leuven: no Manhattan Material.
Dat vond men ongetwijfeld ook in den Boule, waar het grootgeld uit andere provincies samenhokte in een gesloten berghut naar Tirols model. Leuk haardvuur, stevige spaghetti, sexy spitsen van verleidelijke vrouwenclubs. Paradepaarden die dankzij papa's generositeit nooit van financiële verlegenheid zullen blozen. Het West-Vlaams en Frans als voertaal. Bullshit verkondigend, 'Boule-shit' zwelgend. En toch kwam ik er graag. Na verloop van tijd toch. Examenstress kende ik enkel bij het openen van de poort van den Boule. Dodelijk kritische blikken die harteloos jouw stamboom in kaart brachten. Na een jaar in het vagevuur kreeg ik gelukkig een vrijstelling voor deze enerverende entree. Relax, take it eee-ee-easy. Ik wilde zowaar een vreugdedansje placeren, wat er echter tot op de vandaag nog steeds not done is.
Zoals een weekendbezoek aan de Colff waar de marginale driehoek al jumpend de buizen in het BSO vergeet. Dan is een nachtje Karément, dat sinds drie jaar met de meest moderne belichting op de Oude Markt de aandacht trekt, toch leuker. Een zakelijke 'goeieavond' langs de obligate buitenwipper, een (gespeelde) gewichtige blik richting het balkon. I said ooh girls, shock me like electric feel. En dan met de staart tussen de benen naar de leren zetels achteraan.
Met zicht op de Parijsstraat, waar ik op zoek ging naar schrijversinspiratie in de Metafoor met de beste pizza van Leuven (La Vecchia Napoli)in de maag. Een late hartstocht, want ondertussen was het al 2009. Dankzij nietszeggende papieren behaald in Antwerpen én Brussel sukkelde ik het werkleven van de hoger opgeleiden in.
Als gloednieuwe bediende zocht ik een stekje in een oude arbeiderswijk in...Leuven. Hoe kon het ook anders? Een eigen huis in een plek onder de enige echte zon. Het geslacht Vanderveeren voelt er zich al eeuwenlang thuis. Genen versla je niet zomaar. Net als mijn internationale passie. Met een Libanese pied noir trachtte ik op goede voet te leven. Deze collocatie bleek een continue diplomatieke conferentie tussen zuiders enthousiasme en Scandinavische koelte.
Het vodje Antwerps papier bewees echter z'n waarde, wat resulteerde in een fantastisch jaar. Een slotjaar, echter. Een oranje zomer aan de Plaza kreeg finaal rood licht. Met een nederlaag van mijn voetbalvaderland en een bijbehorend kotsje na een broodje bakpao behoorde Leuven definitief tot het Archief.
Het oude Leuven was immers niet meer. Aan de Seven Oaks verrezen plots buitenwippers en dranghekken, die ik zelfs met m’n parlementaire vrijgeleide niet meteen langskwam. Draconische maatregelen tegen de populariteit en de prostitutie. Opgevangen op het piepkleine Leuvense roddelcircuit waar ik nooit controle over het stuur had. Op de brede Brusselse boulevards kan ik nu m'n eigen levensverhaal schrijven. In andere bruine kroegen, zoals Kafka of Merlot. Zonder Gossip Girls.
Van m'n koffie slurpend in Lapaz hapte ik immers stilaan naar een rookverbod. In de verruimde HDR's en Rumba's voelde ik me plots in het nauw gedreven. Gloednieuw comfort voor de kersverse billetjes, die bij het WK'94 nog hele pampers volpoepten. Een frisse adem die de doorleefde nillies-geur van de campussen blies. De Wink, ooit een vaste tussenstop richting Oude Markt, werd het Klokhuys. Mijn tijd zat er op. No more holding on to the cracks in our foundations.
Laat Leuven los. Dat las ik telkens opnieuw in de ogen van de onbezonnen nieuwkomers waarin geen sprankeltje tegemoetkoming blonk, maar vlakke vervreemding me ontmoette. All good things come to an end. Dat hoorde ik vandaag nog van een expat op de metro. Mijn nieuwe trein richting tram 3. Waar Oost-Europese paaldanseressen op sneeuwgladde hakjes hun wulpse heupen inzetten tegen de dreigende val. Erasmus-lijn 5: een galerij van scheve schaatsters. Same old shit, different town.Omringd door stoere Friese ruiters, die Hongaarse hindes en Poolse parels dartelend op uggies en paardenbotjes afschermen van vijandige vakbondvarkens. Met een arendsblik aanschouw ik het schommelen van hun lange manen in de vroege ochtendzon... Brussel beestenbos. Op zoek naar nieuwe verhaaltjes voor de Fabeltjeskrant. In afwachting van de Scandinavische snaveltjes. Leuven slaapt al, Brussel leeft, Stockholm prikkelt.
Eén vraag dringt zich nog op na deze Afrekening. Wie was de vrouw van dit decennium? Wie past Nesta’s gouden schoentje? Een langbenige blondine of een kortgerokte brunette? Het is alleszins een beeld van een vrouw én bovendien een leeftijdgenote...
De Kotmadam, Est.1985. Niemand anders verenigde per slot van rekening zoveel studenten. Een stenen bron van wanhoop en frustratie gevoed door aula's vol aan laat- en nietkomers. Maar vooral een bank waar bierbestendige vriendschappen, vluchtige romances en levenslange liefdesverhalen ontstonden. Goudstaven van het hart. Oude liefde roest niet. Leuven rust maar even...
Na de zondvloed heerst de (relatieve) rust. No sound but the wind. En een diepe zucht. Tell me it’s not over.
Het spoor naar Station Leuven loopt stilaan dood. Met bachelors die in de jaren’80 hoogstens als langetermijnplan bestonden, krijgt de plaatselijke projectwerking langzaamaan pedofiele trekjes. Een paradetochtje over de Oude Markt wordt alsmaar minder onderbroken door onvoorziene small talk met wingmen van het laatste uur, nietszeggende klasgenoten en hartveroverende prinsesjes. Anoniem tussen de adolescenten...
Wegkwijnen is echter voor watjes. Dus vertrek ik naar Brussel, op zoek naar een nieuwe naam en inhoudelijke faam. Goodbye My Lover. You touched my heart, you touched my soul. You changed my life and all my goals.
Tien jaar Leuvense Afrekening dwarrelt langsheen mijn terugblik en krijgt hier haar neerslag in een kroegenkroniek waar de nachtelijke zon alle stormpjes, regenbuien en lentebloesems met een duistere, maar oprechte glimlach verwarmt. Melancholie maakt de terugblik mild. Terecht. Leuven maakte het leven, liet leven, wàs het leven. De verhuis naar Brussel is nu officieel, net als de nostalgie naar Leuven. Because, what is Leuven but the greatest of feelings?
Als benjamin van de groep kwam de lokroep van het mythische studenten-Elysium me al snel ter groene ore. Met de voetbaltruitjes nog maar net van de tengere schouders, ontdekte ik een gladde wereld waar hemdjes, Timberlands en brillantine het gezichtsveld bekleedden. Vergezeld van dikke rook, slechte belichting en smerige toiletten die niet zouden misstaan in Trainspotting. HDR, fakbar van de rechtenfaculteit. Na Joey uit Dawson's Creek, m'n tweede echte puberliefde. Geen donker goud uit Ohio, maar blond kristal uit Alken.
Met grote ogen schoof ik in Nike-sneakers doorheen de smurrie van het strekenvolk dit universitaire universum binnen. Ik bad als 16-jarige tot God, die toen nog enig aanzien genoot, dat ik snel 18 mocht worden. Wist ik toen veel dat je elke geleefde seconde moet koesteren, niet verwensen. En dat bij de verovering van het vrouwelijke rechtenvolk ook heel wat zielsbedreigende plichten hoorden. Zoals polokragen met Schotse kruisen rechtzetten ter rectificatie van de eigen fallus in het directe bijzijn van de verleidsters van de Valk, wiens hooghartige nekken werden verwarmd door beige Burberry-sjaals. Hautaine Adelaars die de amoureuze armada overvleugelden. Maneaters. Ijskoninginnen van het ijle luchtruim.
En toch koos ik na het middelbaar voor het verstand in plaats van de verleiding. Zes jaar jezuïetenonderricht vormen een aanslag op de hormonale vrijheid. Politieke in Brussel dus, dicht bij huis. Geen risico op een eerstekandebacle waarvoor je bij de inschrijving op de KUL, sinds haar stichting in 1424, gegarandeerd op intekent. Sterker dan de Pest. Een logisch gevolg van goddeloos gedrag. Het Leuvense katholieke oordeel is bitterhard voor haar jongste zonen. "Cry me a river", zingt de decaan met de nodige dedain na elke deliberatie.
Bijgevolg, de KU Brussel. Waar de eerste kandidatuur een schemerjaar bleek. Aan de voet van de Basiliek van Koekelberg waren de dagen goddelijker dan de nachten. Heerlijk eerlijke babbels in het Caf, pita’s en pizza’s op wereldniveau, maar een nachtelijk scenario zo leeg als de huidige KUB-site. MSN-gesprekken met maten ontwakend op schemerige Leuvense koten, lokten me het jaar nadien al te vaak richting bierstad. Et c'est parti pour le show! De wijsheid ontluikte in tweede kan.
Vreemd genoeg zocht m'n entourage de Openbaring niet in de nuchtere hemel, maar in een dronken Bierkelder. De overgang van een kraaknet college naar een stort op Aalsterse leest vond ik evenwel te bruusk. Die andere kelder, Seven Oaks, sprak me meer aan. De ontgroening werd zachtjes ingezet via cactusjenever met het verzamelde werk van Marco Borsato en de Vengaboys beukend op de eikenhouten toog. There’s only one way of life for a Seven Oaks Cellar Dweller.
In de kerkers van het Leuvense nachtleven ontdekte ik dat ook buitenlanders de Zeven Eiken met een houten kop verlieten. Internationaal ben je 24/24, wat maakte dat ik ook overdag naar Erasmus-contacten snakte. Liters koffie opgeluisterd door Oost-Europese klanken, op een boogscheut van de faculteit sociale wetenschappen. Weinig les, veel cafeïne en slecht Engels. Namiddagjes Pangaea: verrijkend.
Toen mijn immer luisterend oor opving dat deze gaststudenten zich aan allerhande uitwisselingen bezondigden in de Ambiorix, kreeg de Tiensestraat plotsklaps concurrentie van de Oude Markt. Tussen de oercommerciële beats door ontdekte ik al snel dat lekker Limburg haar Tongerse veldheer massaal vereerde. De emmers vodka-redbull bezegelden mijn liefde voor ‘den Ambi’. Ambiance verzekerd, net als de oergeile raamdanseressen die recht van de Truiense Chaussée d’Amour leken geplukt. Promiscuous Girls. Enkel de overdaad aan lintjes en een levensgevaarlijke trap zorgden voor een valse noot in dit cantusparadijs.
Ondertussen had ik – behalve van een hardnekkig statistieksyndroom – afscheid genomen van de KUB. De logische stap naar het Leuvense kotleven zette ik echter niet. Hotel Mama bleek de beste garantie op strakgestreken hemdjes, waarmee ik op elke rechten-td trachtte te scoren. Mijn bezoekjes aan het Musicafé staan ondertussen op 97, terwijl die andere teller nét iets minder hoog reikt. Met arrogantie wring je heel wat doelrijpe kansen de nek om. It's just the way I are.
Over een toverstok beschikte ik helaas niet. Nochtans heb ik op de waslijst aan kotfeesjes heel wat magie de revue zien passeren. Plotse verdwijntrucs tijdens en na drankspelletjes van volle glazen en lege dozen. Dj's die stilaan in rook opgingen en koudweg door playlists van YouTube vervangen werden. Gelukkig bracht de VRG-challenge opnieuw de lente in het land en herschoof het sociale leven van binnen naar buiten. Weg met de gloeilampen en dekentjes op de Werf. Geen gepikte jassen meer in de Rumba. Vogelend Spaans geweld in het Stadspark. Een bühne van schalkse blikken, verborgen achter oversizede zonnebrillen die de ravage van salvo's Goldstrike trachtten te verhullen, glurend naar het frisgekapte gazon van borsthaar dat de strijd met de hemdknopen wederom had geopend. Warmte wentelde zich in de weelderige haardossen van Kooks-adepten die met dezelfde nonchalance over het Ladeuzeplein laveerden, maar zonder groupies de kleedkamers van het Sportkot inpalmden. Zelfs in die heetgebakerde biotoop bleek buiten slapen geen optie.
Omdat een man bag toen nog gewoon gay was, verplaatste ik me met m’n rode voetbalzak van kot naar kot. Met haar- en tandenborstel, lenzenpotje en gel sjokte ik van Tiensepoort naar Schapenstraat. Mijn schuldgevoel voor zoveel gastvrijheid kocht ik weg via een spaghettislag op het eind van het jaar. Smooth Italian Style. Nesta was ondertussen m'n bijnaam, dankzij m'n lange donkere lokken en strakke zuiderse façade.
A perfect match voor de Villa Ernesto, leek het wel. Althans, dat dachten m'n salsagekke vrienden. Een overdaad aan luidruchtige Latijnse schepsels dwongen me desondanks tot de Desperado’s. Gelukkig zorgde een blonde serveuse voor de nodige verstrooiing van de muzikale waanzin. Zonder woorden kreeg ik een Martini Bianco voorgeschoteld. M'n eerste Leuvense klassieker was geboren. Als eerbetoon vierde ik er m'n vier volgende verjaardagen, grijnzend in een camisa negra.
Een andere bar, ook opgetrokken binnen Zuiderse vocabulariumvesten, werd echter mijn stamcafé. Lapaz. Viel er weer weinig te spotten tijdens de politieke colleges, bracht een broodje verorberd aan de wankele terrastafeltjes van Lapaz troost. Met Kriek Lindemans en de Valk om de hoek waande je je in een Cocky Candy Shop. Mét zon de hele dag, mits gebruik van het zebrapad. 's Avonds vormde Lapaz de perfecte opwarmingstent. Nergens anders kwam je zo stinkend van de rook buiten, wat de rest van de avond sowieso tot een verademing maakte. Tussen kruk en spiegel startte de tocht door het donker, met een zittend moment van reflectie.
De volgende logische stop was Politika, al werden we met onze gestreepte hemdjes en potserige mantels er regelmatig buiten gekeken. Zelfs aan de pisbak, waar niet afkomst maar lengte er toe doet, kwam het klasseverschil ter sprake. Aan m'n arrogante urinestraal bleek immers dat ik enkel uit drukte-overwegingen niet voor de achterkamers van het HDR koos. Ga eens ergens anders zeiken, ik kwam ook voor minder vochtige redenen richting de linkse buur. Notities kreeg je immers niet op bestelling, maar bij Politika-pot en pint. Temptation Island met klasgenootjes kijken zorgde bovendien voor de noodzakelijke relaties in functie van de seminaries. Samen lachen, het schept een band. Samen buizen ook, zo bewezen de witte enveloppen elk semester opnieuw.
Ach, de Tiensestraat...Hellend eenrichtingsverkeer voor de fietsers, een fatale flipperkast voor de studenten. Fakbar in en uit, effe checken in Lapaz, potje vuilzakkenvoetbal, afsluiten in Seven Oaks. Chasing Pavements. Met het ochtendgloren als hommage van de horizon aan zoveel nachtelijke triomftochten. Tot een vettige dürüm van de Babyloniër je de hele Tigris en Eufraat vol deed kotsen. De ondraaglijke lichtheid van het liederlijke Leuvense leven. In feite kon je in de Tiensestraat een hele licentie volmaken. Met een nachtwinkel, een kapper en een ijsjesbar was het plaatje compleet. My Heroics Part One.
Maar de meerwaardezoeker in mezelf dwong me helemaal richting Naamsestraat. Op cultuurqueeste in 't Stuk. Een overdreven vraag tot lichaamsbeweging met de bar service, maar zalig onderuit zakken bij de soul & motown. Het uitgesproken De Morgen-publiek irriteerde me niet, zolang ik Trivial Pursuit won tenminste. Bovendien vormde het Slotfeest van ’t Stuk een jaarlijks hoogtepunt, shakend op de emotionele rollercoaster van het voorbije semester. Zwetend van zomergeilheid en pompende minimalbeats in bloedhete snob-alternatieve decors. Het middenplein bracht afkoeling, maar drukte je met de beschonken neus op de feiten: het academiejaar zat er weer op. Zij die er niet waren, keken uit naar een lange zomer. De fatalistische feestgangers dronken zich nogmaals richting tweede zit. En naar een zinvolle zomer badend in de Belgische regen, maakten we onszelf wijs. Rock Werchter bleef toch buiten blokschot.
Zinvol was zeker de zomer van 2006. Vijftig dagen van ontbering (m'n eerste baard!) om m’n studentendroom waar te maken: op Erasmus-jacht in Zweden. Daarover ga ik – op algemene aanvraag – niet verder uitweiden. De romans daaromtrent volgen later wel.
Terug naar Leuven dus. Februari 2007: de start van het post-Erasmustijdperk. ‘Effe kijken’ werd ‘effe luisteren’. Ontelbaar waren tot dan de barbezoekjes van twee seconden, waarbij m’n killerkijk in een oogwenk besliste of een verder verblijf de moeite was. Nesta had gesproken, m’n maten dropen wederom af. Na Erasmus bleven vluchtige intredes legio en legde ik steeds m'n oor te luister of er gebrekkig Engels dan wel enkele geile Scandinavische klanken de nicotinenevel vergezelde. We're not from Barcelona of geen Boten Anna? Dan liet ik m'n anker elders uit.
Ondertussen had ik m'n eerste masterdiploma - in een lange rij - beet en zocht ik de internationale betrekkingen in Antwerpen op. Ondanks m'n aangepast kapsel en dito streken, kreeg dit Brussels ketje geen toegang tot de gewenste kringen. Een haven open voor de hele wereld, maar volk zo gesloten als Alcatraz. A stash of sadness. Geen nood, Leuven lonkte. Ik vroeg het opnieuw aan met m'n oude liefde. The Love wasn't Gone, merkte ik.
Toch lichtjes bezoedeld door het glamourama in de Metropool, wilde ik ook wel wat poshness in Leuven proeven. Provinciesteden lenen zich echter niet tot pronkketen. Rodins en Bar Louis vormden de schaarse excepties. Fantastisch qua inrichting, degelijk qua eten, pittig qua muziek, maar op provinciepaarden rijden geen amazones. Queens of Leuven: no Manhattan Material.
Dat vond men ongetwijfeld ook in den Boule, waar het grootgeld uit andere provincies samenhokte in een gesloten berghut naar Tirols model. Leuk haardvuur, stevige spaghetti, sexy spitsen van verleidelijke vrouwenclubs. Paradepaarden die dankzij papa's generositeit nooit van financiële verlegenheid zullen blozen. Het West-Vlaams en Frans als voertaal. Bullshit verkondigend, 'Boule-shit' zwelgend. En toch kwam ik er graag. Na verloop van tijd toch. Examenstress kende ik enkel bij het openen van de poort van den Boule. Dodelijk kritische blikken die harteloos jouw stamboom in kaart brachten. Na een jaar in het vagevuur kreeg ik gelukkig een vrijstelling voor deze enerverende entree. Relax, take it eee-ee-easy. Ik wilde zowaar een vreugdedansje placeren, wat er echter tot op de vandaag nog steeds not done is.
Zoals een weekendbezoek aan de Colff waar de marginale driehoek al jumpend de buizen in het BSO vergeet. Dan is een nachtje Karément, dat sinds drie jaar met de meest moderne belichting op de Oude Markt de aandacht trekt, toch leuker. Een zakelijke 'goeieavond' langs de obligate buitenwipper, een (gespeelde) gewichtige blik richting het balkon. I said ooh girls, shock me like electric feel. En dan met de staart tussen de benen naar de leren zetels achteraan.
Met zicht op de Parijsstraat, waar ik op zoek ging naar schrijversinspiratie in de Metafoor met de beste pizza van Leuven (La Vecchia Napoli)in de maag. Een late hartstocht, want ondertussen was het al 2009. Dankzij nietszeggende papieren behaald in Antwerpen én Brussel sukkelde ik het werkleven van de hoger opgeleiden in.
Als gloednieuwe bediende zocht ik een stekje in een oude arbeiderswijk in...Leuven. Hoe kon het ook anders? Een eigen huis in een plek onder de enige echte zon. Het geslacht Vanderveeren voelt er zich al eeuwenlang thuis. Genen versla je niet zomaar. Net als mijn internationale passie. Met een Libanese pied noir trachtte ik op goede voet te leven. Deze collocatie bleek een continue diplomatieke conferentie tussen zuiders enthousiasme en Scandinavische koelte.
Het vodje Antwerps papier bewees echter z'n waarde, wat resulteerde in een fantastisch jaar. Een slotjaar, echter. Een oranje zomer aan de Plaza kreeg finaal rood licht. Met een nederlaag van mijn voetbalvaderland en een bijbehorend kotsje na een broodje bakpao behoorde Leuven definitief tot het Archief.
Het oude Leuven was immers niet meer. Aan de Seven Oaks verrezen plots buitenwippers en dranghekken, die ik zelfs met m’n parlementaire vrijgeleide niet meteen langskwam. Draconische maatregelen tegen de populariteit en de prostitutie. Opgevangen op het piepkleine Leuvense roddelcircuit waar ik nooit controle over het stuur had. Op de brede Brusselse boulevards kan ik nu m'n eigen levensverhaal schrijven. In andere bruine kroegen, zoals Kafka of Merlot. Zonder Gossip Girls.
Van m'n koffie slurpend in Lapaz hapte ik immers stilaan naar een rookverbod. In de verruimde HDR's en Rumba's voelde ik me plots in het nauw gedreven. Gloednieuw comfort voor de kersverse billetjes, die bij het WK'94 nog hele pampers volpoepten. Een frisse adem die de doorleefde nillies-geur van de campussen blies. De Wink, ooit een vaste tussenstop richting Oude Markt, werd het Klokhuys. Mijn tijd zat er op. No more holding on to the cracks in our foundations.
Laat Leuven los. Dat las ik telkens opnieuw in de ogen van de onbezonnen nieuwkomers waarin geen sprankeltje tegemoetkoming blonk, maar vlakke vervreemding me ontmoette. All good things come to an end. Dat hoorde ik vandaag nog van een expat op de metro. Mijn nieuwe trein richting tram 3. Waar Oost-Europese paaldanseressen op sneeuwgladde hakjes hun wulpse heupen inzetten tegen de dreigende val. Erasmus-lijn 5: een galerij van scheve schaatsters. Same old shit, different town.Omringd door stoere Friese ruiters, die Hongaarse hindes en Poolse parels dartelend op uggies en paardenbotjes afschermen van vijandige vakbondvarkens. Met een arendsblik aanschouw ik het schommelen van hun lange manen in de vroege ochtendzon... Brussel beestenbos. Op zoek naar nieuwe verhaaltjes voor de Fabeltjeskrant. In afwachting van de Scandinavische snaveltjes. Leuven slaapt al, Brussel leeft, Stockholm prikkelt.
Eén vraag dringt zich nog op na deze Afrekening. Wie was de vrouw van dit decennium? Wie past Nesta’s gouden schoentje? Een langbenige blondine of een kortgerokte brunette? Het is alleszins een beeld van een vrouw én bovendien een leeftijdgenote...
De Kotmadam, Est.1985. Niemand anders verenigde per slot van rekening zoveel studenten. Een stenen bron van wanhoop en frustratie gevoed door aula's vol aan laat- en nietkomers. Maar vooral een bank waar bierbestendige vriendschappen, vluchtige romances en levenslange liefdesverhalen ontstonden. Goudstaven van het hart. Oude liefde roest niet. Leuven rust maar even...
Na de zondvloed heerst de (relatieve) rust. No sound but the wind. En een diepe zucht. Tell me it’s not over.
Hans Teeuwen: Messias van het Middenrif
Hij komt! Hij komt! De niet zo lieve, maar steengoede Hans Teeuwen. HT heeft z'n retour aangekondigd en doet ook het Vlaamse land aan. Tot groot jolijt van heel wat volwassen kinderen.
Voor mijn ongelovige generatie herrijst de Messias en laat hij eindelijk zijn licht over onze contreien schijnen. Tijdens onze uniefjaren kenden we de geniale monologen van Teeuwen beter dan onze cursussen. Een doodgewoon woord als boek (welk boek?) vormde de aanleiding voor een minutenlange imitatie. College in een bomvolle aula of niet. In Leuven, Gent en Antwerpen spraken de studenten niet langer Vlaams, maar blaften ze Budels. Hometown Glory, ter ere van onze Messias.
Teeuwen bespotte het heilige geschreven woord, maar wij aanbaden zijn gesproken woord. Zijn Woord was ons Woord. Bijbelse troost uit Brabant. Op moeilijke momenten bood een passage uit zijn repertoire soelaas. Lachbuien verdreven blokdepressies. De verlichting die hasj hem in de 80's bood, leverde Teeuwen zelf ons doorheen onze adolescentie.
De theatershow 'Trui' wentelde ons in een scherpzinnige warmte tijdens lege middelbare schooldagen. 'Industry of Love' injecteerde ons met amoureuze diepgang als serum tegen de giftige bekjes van frivole rechtenprinsesjes die romances in de ijswoestijn predikten.
Alles viel te relativeren met de humor van Hans in het dvd-rek. De Messias leidde ons met de grijns van schoolbank naar kantoor. Vanuit de lachende lenden het licht tegemoet. Teeuwen tegen de tristesse. Heerlijk.
Het (zelf)verklaarde genie mag dan ook nog wel een jazzvirtuoos zijn, de Nederlander beroerde de rebelse zinnen van de jonge Lage Landen vooral met rauwe rock&roll. Heilige huisjes hengstte hij met de grove bijl van hun wankele grondvesten. Elke god herleidde hij tot een raaskallende nietsnut. Koningshuizen werden oorden der debiliteit, wat hem alle kansen op een lintje ontnam. En toch razend populair in het royalistische Nederland. Het fenomeen Hans Teeuwen, Koning van de Lach. Messias van het Middenrif.
Na deze lofzang lijkt het me logisch om de Verlosser live aan het werk te zien. Wie Teeuwen echter de voorste rij al heeft weten afblaffen, begrijpt dat dit geen evidentie is. Uit gezondheidsoverwegingen beperk ik mijn oraal gerommel in de rosbief tot een strikt minimum en dreig ik bij een Gestapo-interview van een dolgedraaide Hans, te stotteren als de terminaal zieke Van Dijk. Ik weiger het Gentse Capitole publiek onthoofd te verlaten. Image is everything, zelfs nadat de Verlosser zich tot mij heeft gericht.
In dit tijdperk waarin terrorisme de getalenteerde tongen in een pervers keurslijf dwingt, komt de comeback van Teeuwen geen dag te vroeg. In het horige Westen schemert nuance als schaamlapje voor de intellectuele eerlijkheid. Dàt dan weer niet voor Hans. Het ongebonden orakel verorberde in zijn honger naar het vrije woord zelfs de Meiden van Halal als hapklare brokjes.
Verlekkerd zijn wij alleszins op zijn komst. Benieuwd of het Nieuwe Testament beter is dan het Oude. 'Spiksplinter' start vanaf maart in de Amsterdamse Carré. Eén zwaluw maakt de lente niet. Teeuwen ongetwijfeld wel. I love you Hans Teeuwen, you're only some days away.
In de ban van de *ping*
Sms’en. Sensuele scrabble met de vingertoppen. Duim en wijsvinger masseren de neutraliteit van een prille relatie weg. Toenadering via een grillige golf van onhandige allusies en nerveuze smiley’s. Goed bedoeld, nauwelijks juist begrepen. De postduif Proximus loodst het bericht doorheen een storm van foutieve interpretaties. Enkele regendruppels bezoedelen de boodschap en maken het verschil tussen einde verhaal of startschot voor een sprookje. Testamenten van de liefde. En dat voor 10eurocent per (lekker) stuk.
Halverwege de Himalaya. Nog maar juist het angstzweet van zich afgeschud om haar nummer te bemachtigen, wacht meteen de volgende missie. Het eerste sms’je. Minder krachtig dan de eerste blik, vaak veelzeggender. Of toch het antwoord erop. Als dat er ooit komt. Eeuwig is de wachttijd tussen de aanvraag tot een (nieuwe) ontmoeting en de ontvangst van haar oordeel.
De mogelijkheid tot storing op het netwerk behoedt me van wanhoopsdaden. Met als zielige topper de vraag of mijn sms’je wel goed is aangekomen...
In de ban van de *ping*. Je kan je nergens meer op focussen. Als in de wachtzaal van het hospitaal, blader je bloednerveus enkele gekreukte Story’s door. Na een open hartoperatie vrees je het vuurpeloton. God, maak er een einde aan.
Ach, binnen ziekenhuismuren woedt in alle gebetonneerde grauwheid de strijd tussen leven een dood. Dit is maar een spel. Schaken voor gevorderden. De koningin die haar inname uitstelt door een gracht gevuld met eindeloze uren, minuten en seconden. Het vocht van de verwachting. Waar anderen niets in te zoeken hebben. Berichtjes van buitenstaanders worden grofweg gewist in de belegeringsperiode. Behalve als de rode vlag uithangt.
‘Geen nieuws is goed nieuws’ probeert een leuke vriend. Met een directe rechtse op de wijsneus reageert mijn moegetergd lichaam. Stijf van de sms-stress. Zie je wel dat snel antwoorden kan. Mijn mysterieuze muze heb ik ondertussen gedegradeerd tot een omhooggevallen tease. Misplaatste pretentie van een kind dat waarschijnlijk niet lezen noch schrijven kan. En toch snak ik nog stiekem naar een teken van leven vanuit haar Blackberry. De zwarte doos voor mijn neergehaalde avances.
Schuim stroomt uit mijn bek en overspoelt moeiteloos haar strategisch kloofje. En juist op dat moment beslist hare hoogheid om de brug neer te halen. “Ok, zie je dan. x.” Kort, krachtig, koket. Met dat x’je ontneemt ze me de macht om de terechte vraag te stellen waarom die elf letters zo lang op zich lieten wachten. Een magistraal afstandsschot in de verste hoek van de blessuretijd zorgt voor een late gelijkmaker. Een logische eindstand tussen twee afwachtende partijen.
Het laatste greintje zelfrespect na uren van emotionele ontbering dwingt me tot een tijdelijke sms-stilte. In het land der liefde heeft Wraak een vaste ministerpost. Na een nacht woelen met een vertwijfelde glimlach, bevestig ik bij een – voorlopig - onbevrucht eitje ons afspraakje. You’re on top of the world. Tot het licht uitgaat in de bioscoop. Dan geraak je met jouw linkerarm de zetelleuning plots niet meer over. Tja, popcorn is ook wel knapperig. En daar bijt ik m’n tanden tenminste niet op stuk.
Profile Visits
De wereld is doodsbang. Niét voor een atoomoorlog. Ook niet voor Wikileaks, waar enkel de politieke elite van wakker ligt. Neen. De wereld vreest Facebook. Meer bepaald, de onthulling van het aantal profile visits. Met naam en toenaam. In zijn raid tegen de privacywetten kan dit kunstje er nog wel bij voor netwerkgoeroe Mark Zuckerberg. Maya-gewijs openen de hellepoorten zich op 21 december 2012. Cijfers en namen overspoelen het internet en verwoesten de kiemen van ontluikende romances. Revelation Day.
Op deze dag worden leuke jongens onherroepelijk gedegradeerd tot vunzige voyeurs. Wat in de omgang de schijn had van een gezonde interesse, blijkt nu een ziekelijke obsessie. Dertig keer per uur het profiel van jouw uitverkorene checken is van het gekke teveel. Zeker tussen 3 en 4u 's nachts. Liefde toon je dan beter op een andere manier. Met de handen onder de dekens in plaats van op het toetsenbord. Paswoordjes fluisteren, in plaats van typen.
Snuggere surfers denken de doemdag te vermijden door het meest verleidelijke fotomateriaal te bundelen op de harde schijf. Tot een groeiende interesse voor het doen en laten van hun prachtexemplaar de visuele verlekkerdheid verrijkt. Een regelmatig raadplegen van haar wall wordt pure noodzaak. Watchin' every motion in your foolish lover's game. Elke visite vormt cement voor de eigen wall of shame.
Ter onzer voyeuristische verdediging: Facebook stimuleert deze klikverslaving. 'Photo memories' biedt immers een verraderlijke kiekjesselectie aan. Met twee categorieën van modellen. De eerste horde valt op door hun plotse verschijning na jaren van anonimiteit. Een gemodereerde aanzet tot reünie of een geheime adoratie? Een plotse poke vertelt je de waarheid.
De tweede categorie beperkt zich - doorgaans - tot één persoon en drukt je met jouw verliefde neus op de feiten. Je hebt haar beeldigheid nog maar net verborgen in de warme schoot van de laptop of dat leuke snoetje verschijnt met haar zwoelste blik badend in een bikini van weinig stof in jouw bedwelmde gezichtsveld. De wijsvinger doet de rest. Profile visit 5423 is een feit.
'Photo memories' is als een coke addict een lijntje voorleggen. De junk heeft ergens nog wel iets liggen, maar hij gaat voor vers spul. Met nare gevolgen op lange termijn.
Maar goed, het is nog niet zo ver. Voor tien dollar per ontspoorde gluurder zie ik Facebook wel haar mondje houden. Een aalmoes om de amoureuze anonimiteit te bewaren. Gefinancierd door 500 miljoen angsthazen zou dat de grootste chantage-operatie ooit zijn. Ter preventie van een nieuwe mondiale Depressie. Een suikerberg gevoed door schaamte, machtsmisbruik en lust.
Niettemin, mochten mijn topprojecten ooit de naakte cijfers bemachtigen: Ik heb artritis in beide handen. De helft van mijn bezoekjes waren ongewild. Trillend van liefde, maar met een gezonde focus. Met ook aandacht voor andere vrouwen. Hun profiel.
Sex on Fire
Wat smaakt de vrijheid zouteloos. Weemoedig wentel ik me in de Kings of Leon-machtsgreep die het Sportpaleis in de ban sloeg. Ranzig royalisme. Een monarchie verzonken in rauwe verleiding, waar de nevel de weg naar de hemel inleidt. De schorre stem van Caleb Followill roept de verlossing af. De Sirene van Down South lokt de bloedgeile betoverden in zijn web van blues en zuiderse rock, daarbij drank en drugs dicterend. Spinnend op zoek naar Sex on Fire. Wie wil een republiek als Kings of Leon de podiumpotentaten zijn?
Deze regenten van de rock heersen over het Europese Avondland met een sensueel salvo van zalven en slaan. Rond heel hun repertoire sluimert een aura van seductie. Sex in smoke. Een doorgedreven training voor de zintuigen in het Sportpaleis. Sugar Jacksons met gitaar en drums. Groggy tast ik in het duister naar de verslavende sensaties. Ruwe bolsters die huid en hart prikkelen. De KOL blijven plakken in je kleren, je haar, je ziel. Een barse bebaarde boel. Maar fuck, o zo beklijvend.
Dit koninkrijk sluit haar poorten voor pubers zonder escorte. No Milk in the Bucket. Wél Martini Bianco die langsheen de lippen laveert. Een sterk merk dat ondanks het succes haar eigenheid heeft bewaard. Aperitief voor topnachten dat haar weg vond naar de betere wereldpodia. Voorzien van een olijfje en een citroen. A Bittersweet Symphony. Bezongen door 14 000 aanhangers, het luidst bij Use Somebody. Iedereen heeft wel iemand nodig, zelfs in het arrogante Antwerpen. Coldplay wordt koudweg weggespeeld.
En dat op eigen terrein. Een moderne sportarena beroofd van de gure sluiers waarin de Kings het best getijen. De zuivere lucht doet afbreuk aan Caleb's klanken, gekweld door hartbrekende vrouwen. They're such charmers. Zoals mijn compagnonne. Sigaretje opsteken in een rookvrije arena. "I will follow Caleb", lees ik in haar wolkje. Niet onbegrijpelijk. Mysterie te koop, Victoria Secret-model rond de vinger. The only one who could ever teach me...was the son of a preacher man. Een getormenteerde teddybeer uit Tennessee.
Black Thumbnail luidt het donkere einde van de hoogmis in. De fluwelen sneeuw dooft de vervoering en sluit de schijnpoort naar de eeuwige extase. Oh, what a salty leave.
Kneuterig Kuipke
Als goeie Vlaming pik ik zo nu en dan een Vlaamse kermis mee. Bloedworst, nektapijten, Shoe Discount. Even met het kwaliteitsleer los van de Brusselse salontafels, voeten op de grond. Gentse grond, afgelopen week. Gratis kaarten voor de befaamde lokale Zesdaagse lokten me richting Citadelpark. Uiteraard met een bord tussen de billetjes.
Met de sneakers tussen het voetvolk staan. Strak plan. Locatie? Het middenplein. Waar stijve harken van boeren in soepele ballerina’s veranderen. Omsingeld door fietsende waaghalzen zonder remmen, draaien romp en pint op het ritme van de Racing Rats. Onverwachte elegantie tussen houten planken bezoedeld door Ninoofse drankencentrales.
Echter weinig primadonna’s tussen de Primus-vaten. Tot genoegen van mijn gesprekspartner, die me met volle overgave de obscure regels van de puntenkoers en de ploegafvalling tracht bij te brengen. Een sporadische avond waarbij mijn arendsblik niet afdwaalt naar het pronkgedrag van loslopend wild. Helaas. Met dezelfde holle blik als de ronddravende Miss Witloof beantwoord ik zijn vurig discours. Geen voeling met de polsslag van de piste, luidt het verdict van de volksjury.
Blijkbaar voldoet een rijke geschiedenis niet om deze veeleisende Vanderveeren te bekoren. Ook de Kriek Mystic schenkt het historische kader geen gewenst charisma. Sporters met het trainingsschema van een topsporter, maar met het aura van een dorpsidool. En die als charmezanger van dienst de pauze invullen. De Argentijn Donadio dacht met een eigen versie van ‘Angels’ de zaal de hemel in te zingen. Het toilet bleek de massale publieksbestemming.
En toch. Het heeft allemaal haar charmes. Ongedwongenheid ademt vrijuit op de van rook verloste tribunes. Bloemen worden uitgedeeld als ware het Afrikaanse voedselpakketten. Sportiviteit even logisch als het pisteparcours. Bij het romantische gezoem van de derny’s waan ik me in de akoestische sluiers van een betoverde Vooruit. Zowaar een kneuterig Kuipke…
Tot de naam van een jonge held doorheen de hal schalt. Oh my gosh, no posh, but Tosh. Volks Vlaanderen ontwaakt. De Zesdaagse van Gent. Eén avond was voldoende.
Snakken naar Sneeuw
Koning Winter wil dit jaar met strenge hand over Europa heersen. Popelend van ongeduld verstoort de machtsgeile ijsregent het wankele interregnum van kroonprins Herfst. Achter het Ijzeren Gordijn maakt de staatsgreep meteen een sneeuwtapijt zichtbaar, het fluwelen machtssymbool van de witte koning. Oost-Europa droomt nu al van een Praagse lente.
Hoewel het herfstelijke kleurenpalet de schilderkunst naar een onmenselijke schoonheid heeft gestuwd, vormt een uitgestrekt sneeuwtapijt de ware hemel op aarde. Niets anders maakt de godentranen zo tastbaar en innemend. Het witte ijs verlicht de winterdepressie en zet menig herfstverloren hart in vuur en vlam. Een snuifje sneeuw brengt je naar hogere sferen.
Verslaafd aan die hemelse schijn, snak ik naar een staatsbezoek van koning Winter aan de Vlaamse contreien, daarbij begeleid door sneeuw- en knieval.
De weergoden schonken ons landje echter een sneeuwongunstig klimaat. De grimmige regen openbaart geen tipje van de hemel, maar levert doorgaans een diepgrijs decor. Godzijdank wierp Erasmus me vanuit het hiernamaals in die oceaan van troosteloosheid een reddingsboei toe, die me richting het sneeuwrijke Scandinavië voerde.
Het heetgebakerde zuiden van Zweden bood me echter in twee maanden winter slechts één dag sneeuw. Het uitgaansgeweld weerhield me bovendien van dit hemelse spektakel bij daglicht. Opstaan voor twee uur ‘s namiddags bleek bevangen door de Erasmus-decadentie immers geen optie. Hoewel de Zweedse zomers ook erg heet kunnen zijn, stroomt het Scandinavische bloed vooral tijdens de wintermaanden net iets sneller door de alcoholvriendelijke aderen.
De noordelijke toekomstdroom Stockholm levert hoe dan ook sneeuwzekerheid. In afwachting van de definitieve verhuis geniet ik hiér van de winter en bijbehorende kortetermijnprojecten. Stijlvol ingepakte vrouwen verblijden mijn vertroebeld zicht vanonder de paraplu. Waar de zomer vestimentair vaak weinig aan de verbeelding overlaat, voedt de winter het mysterie.
Wie laag per laag klasse etaleert, flaneert met een fabelachtige air doorheen de zwaarste winterstorm. Mét botjes en trench coat, uiteraard. Deze dartelende deerne verwijst het grauwgrijze geweld naar de achtergrond en profileert zich als brandend middelpunt in het winterse landschap. This snow is on fire. Van een ijskoude winter krijg ik het alvast bloedheet.
Katholieke karmakater
Grote broer klopt kleine zus. Opnieuw orde in het Brugse huishouden. Nadat in augustus een ijverige zwarte de katholieke cirkel van overbodige liefdadigheid voorzag, staat Cercle sinds gisterenavond 22.21u wederom waar het thuishoort: met de voeten op de grond.
En die Brugse grond is van Club. Hoewel ik als Brusselaar weinig slaap laat voor een naderende derby, verdedig ik op de werkvloer de blauw-zwarte eer tegen elk geschimp van het groene grut. Naar het voorbeeld van hun woordvoerder - miss(elijk)makende Pol - denken ze met grootspraak grootmacht FCB aan het wankelen te brengen. De geschiedenis is echter steviger dan dat.
Ach, enkel in de schaduw van de grote broer schijnt de zon voor de Brugse kerkgangers. Hofnarren die groen van jaloezie snakken naar de Europese successen van Vlaanderens mooiste. En in hun tragische queeste naar verre ereplaatsen ons koninklijk gazon kapot trappen. Bromvliegen als Van den Driessche en Van Rossem verstoren de rust nochtans nauwelijks. Het nietszeggende getuf van het groene gepeupel raakt de koude keizerskleren niet. Club is heer en meester in Brugge.
De zondag hoort de klerikalen niet langer toe. Het vrijzinnige blauw-zwart bevrijdt de Brugse binnenstad van de verstikkende verenigingslucht. Bij elke groene derbyzege waait de chloorlucht van de zwembadkant richting 't Zand. Ondanks een meerderheidsverzet achter de Dampoort. Fancardfeiten liegen niet. En de uitslag van gisteren evenmin. Club is de ploeg van't stad. Amen.
Edoch. De voetbalgoden bleken Oost-Indisch doof voor dit schietgebed. Tot twee keer toe dit seizoen. Een dubbele weerwraak van het katholieke bastion. Onder impuls van een schuimbekkende Evens counterde Cercle zich richting revanche. Ex-FCB’er D’Haene bezorgde blauw-zwart een katholieke karmakater, daarbij geholpen door een Zeeuwse kerkbewaarder. Het flankenspel in de ruit van Adrie draaide vierkant. Een moslim bracht beterschap, maar het waren niet meer dan vijgen na Pasen van de verloren zoon.
De kelk moet tot op de bodem leeg. Walgelijke absint uit Sint-Andries zorgt voor nare hallucinaties. Heer, bespaar ons twee bijkomende derby’s. Ik heb genoeg groene monsters gezien.
Late Night Letterman
Ik ben een volwassen man. 25. Ik neem de verantwoordelijkheid voor al m'n (wan)daden. Al pleit ik voor één uitzondering. Ik distantieer me van de nachtelijke sms'jes, waarin ik me van een ongewild open kant toon.
Uw begrip lijkt me logisch. Indien u immers wel eens een glaasje nuttigt en bovendien over een GSM beschikt, bent u ongetwijfeld weleens nachtelijk openhartig gebleken via het mobiele netwerk. Quasi heel volwassen Vlaanderen, bevolkt door nuchtere binnenkroppers, stuurt stommiteiten in strontzatte sms’jes.
Balen in bed wanneer je de ochtend nadien met een borrelend gevoel van onbehagen de verzonden berichten verkent. De vergeetput der latente lusten. Nog lijkbleek van vermoeidheid raast jouw hartslag plotsklaps richting donkerrode regionen. Een groeiend besef van een recente onverdoken oprechtheid. Een heel echelon van verdoken liefdesverklaringen tot bloedgeile invitaties beslaat het schermpje. Maar aan wie, vormt uiteraard de vraag.
Speelde alcohol slechts een bescheiden rol, dan toverden jouw vrijpostige woorden een grimas (of een grijns) op het gelaat van een dame die slechts sporadisch jouw gedachten gijzelt. Een B-project in het vakjargon. Leuk als het kan, louter sneu als het niet lukt. Vogelpik met de losse pols.
Kreeg de lever echter nogmaals een levensbedreigende tik, dan dreigt dé droomvrouw als toezendoord der verbaal verderf. Na een salvo aan foute wachtwoorden sluit ze onverbiddelijk de hemelspoorten. Voor eeuwig. Waar de liefde regeert, heerst de suggestie als (on)geschreven wet. En ja, "Ik vind je een lekker dier" was meer dan een hintje.
Geen vuilgebekte verleider, maar een speelse tong houdt alle liefdeskanalen staande. In vele gevallen is nochtans een gewijde stilte aangewezen, maar de overmoedige orakels willen kots wat kots een teken van liefde uitzenden. Met vunzige veelspraak geraak je zelfs niet aan first Base.
De remedie? Een nachtelijke woordvoerder. Geen BOB, maar een BOS: een Bewust Onbeschonken SMS'er. Iemand die de hele groep op het vlak van vocabularium veilig richting slaapkamer leidt. Waar schunnige directe praat wel kan. Jouw matras zal het niet erg vinden.
The Perfect Man for the Job? De notoire Amerikaanse talkshowhost David Letterman.. Met zijn humor en charme herschept hij jouw sms-verkeersdrama in een vervoerende Late Night Show. Ik leg m’n lot (en GSM) blindelings in de handen van een legende die Blake Lively aan z’n voeten krijgt. XOXO, Charming Guy. Let Dave do the texting.
Afgelopen wapenstilstandsnacht vuurde een van m’n dronken vrienden het veelzeggende “Bosde lnpmrin” op mijn - op dat moment - wankel verstand af. Een nuchtere namiddag later volgde als verklaring: “Los den bos in”. Brabants voor straalbezopen. Zijn woordvoerder bleek geen BOS, maar Bacchus. De Letterman van de Lavelozen.
Dag Devroe
Europees voetbal om 19u. Bah. Een ramp voor elke thuisspelende ploeg. Een pijniging die Club dit seizoen drie keer moet onder gaan. Een Jan Breydel half gevuld met hongerige magen, die arm aan calorieën een vreselijke apathie uitstralen. En bij de minste misstap zonder gêne grommen.
Competitievervalsing, heren van de UEFA. Het thuisvoordeel verdwijnt waar tribunes bevolkt worden door geïrriteerden die de werkvloer en de files nog in het hoofd hebben zitten.
Villareal uit om 19u. Een doodse bedoening tussen Spanjaarden die nog naar de siësta snakken. Villareal uit om 21u. Gepassioneerde zuiderlingen verlekkerd op een Europees hapje. Een wereld van verschil, hielenlikkers van de televisie.
Heiligschennis op Olympia, waar roemrijke avonden steevast werden ingezet nà het avondjournaal. Trauma’s van Dortmund tot in Istanbul. Menig Europese topclub verdwaalde in de nachtelijke nevel van Sint-Andries. En slechts bij uiterste uitzondering in de namiddagsneeuw. FC Schalke 04 mocht op 19 november 1996 twee maal de rode bal uit West-Vlaamse netten vissen en verliet om 17u45 (!) de witte mat als verliezer. Club liet haar supporters in de kou staan onder druk van Duitse magnaten, die als vanouds een avondklok op Vlaamsche bodem installeerden.
Veertien jaar later is het Brugse kwik in november er op vooruitgegaan, maar is het voetbal er verre van hartverwarmend. Het blauwzwarte publiek is in tijden van honger immer origineel gebleven in het vinden van een zondebok. Waar de rest van de voetbalwereld meteen richting trainer kijkt, eisen de Club-fans quasi steeds het ontslag van de voorzitter (Van Maele, D’Hooghe) of de sportleider (Degryse en nu Devroe). Broos en Sollied zijn de laatste coaches die door de spionkop werden uitgespuwd, ondanks hun Europese successen. Mathijssen was gewoon een geval apart. Raar volkje, die supporters. Zelfs in het oernuchtere Brugge.
Nochtans draagt ook Koster zijn verantwoordelijkheid. Te lang liet de minzame Zeeuw Donk&co hun nonchalance etaleren. Hij verkoos artistiek voetbal boven bloed, zweet en punten. De traditionele kost van de Blue Army. Nu het spelniveau nog in weinig verschilt van de kleurloze brij onder Mathijssen, valt dat de veldheer te verwijten. Adieu Adrie, Club ziet er gewoonweg niet goed meer uit.
Wat ons finaal bij Luc Devroe brengt, de nieuwverkozen boeman in de Noord-tribune. Waar Degryse met een op techniek gerichte transferpolitiek de stijl van het huis een mauve tintje schonk, verkrachtte Devroe de ziel van hét Vlaamse werkvoetbalbastion. Blauwzwart ziet paars van de pijn. Overdadige spielerei op en naast het veld door zijn aangekochte zelfverklaarde toptalenten. Misselijkmakend. Niet langer met de borst vooruit, maar met het luie gat op het gras.
Met deze sjacheraar die een kudde aan veulens van Troje binnenhaalde, zal Club niet meer richting mooiere oorden varen. Dag Devroe. Maak plaats voor een gids met ervaring op topniveau. Of wordt het echt wachten op het nieuwe stadion voor men in Brugge opnieuw comfortabel zit?
A&F
A&F heeft haar eerste vestiging in België geopend. Eindelijk, denkt merkbewust Vlaanderen. Dom, denk ik dan. Het exclusieve is er nu wel helemaal van af. Al was A&F al langer voer voor de massa.
Weemoedig denk ik terug aan de tijd waar A&F op het Europese vasteland slechts de schouders van een kleine elite mocht verwarmen. Zou mijn kijk op de wereld met minder modekennis doorspekt zijn, ik had gedacht dat Abercrombie & Fitch een samenwerkingsverband tussen universiteiten aan de Amerikaanse westkust was. Harvard & Princeton met een Californische twitch.
Behalve de uitgekiende marketingstrategie was er echter weinig aan het intellectuele handje. Het casual strakke A&F-materiaal omlijnde bevallige bovenlichamen van kredietkaartkippetjes, die dankzij papa’s generositeit nooit van financiële verlegenheid zullen blozen. Chicks in hoodies zorgden voor een waslijst aan woodies.
Ook razend populair bij pochers met zijstrepen, doorgaans nazwetend van jachtavonturen in pastelkleurige hemden waar een rendier op prijkt. Al was een vunzig varken in vele gevallen eerlijker geweest.
Gedragen door nazaten van gestelde families. Want wie met A&F wilde pronken, moest het water over. En kwam niet toe met de handbagage van Ryanair. Londen was leuk, New York beter. A&F was hot, hun hoodies een hebbeding. Clothes for the rich, but not so famous.
But word got 'round en met de duik van de dollar en de pond, vlogen horden toeristen op zoek naar Angelsaksische appetijtelijkheden. A&F werd bij thuiskomst afgeschilderd als een droomwereld waarin bloedmooie babes & binken halfnaakt de Welriekende Dreef bevolken. Aanschuiven was nog nooit zo veelbelovend. Koopjes voor kapitaalkrachtigen werden dromen voor doorsneediva’s. De Blijde Boodschap bereikte en masse het Oude Continent, waar de jeugd cashgewijs intekende op deze nieuwe American Dream.
Nu met de opening op Belgische bodem de val van de Muur compleet is, dreigt het Scapa-syndroom voor A&F. Net als toen zullen de boorden neerdalen en dreigt Blankenberge Knokke opnieuw te overspoelen. Het Sportpaleis-volk krijgt het ongetwijfeld heet aan Louise, maar ik bevries. Democratisering in de mode-industrie impliceert immers marginalisering. Snel zullen zelfs arme alcoholici zich tussen de sixpacks wagen.
Ook Starbucks verloor in Antwerpen haar magie. Cash before cockyness leverde lauwe oploskoffie op. Wie als Amerikaan voet op vaste Europese grond zet, vecht niet langer tegen Duitse demonen, maar tegen de uitwassen van zijn massakapitalisme. Waar het volk regeert, dreigt de eenheidsworst als hoofdschotel.
A&F gooit haar Europese eigenheid in Elsene te koop. Het rendier van Troje in Brussel. My my, at Waterloo Avenue A&F did surrender.
Weemoedig denk ik terug aan de tijd waar A&F op het Europese vasteland slechts de schouders van een kleine elite mocht verwarmen. Zou mijn kijk op de wereld met minder modekennis doorspekt zijn, ik had gedacht dat Abercrombie & Fitch een samenwerkingsverband tussen universiteiten aan de Amerikaanse westkust was. Harvard & Princeton met een Californische twitch.
Behalve de uitgekiende marketingstrategie was er echter weinig aan het intellectuele handje. Het casual strakke A&F-materiaal omlijnde bevallige bovenlichamen van kredietkaartkippetjes, die dankzij papa’s generositeit nooit van financiële verlegenheid zullen blozen. Chicks in hoodies zorgden voor een waslijst aan woodies.
Ook razend populair bij pochers met zijstrepen, doorgaans nazwetend van jachtavonturen in pastelkleurige hemden waar een rendier op prijkt. Al was een vunzig varken in vele gevallen eerlijker geweest.
Gedragen door nazaten van gestelde families. Want wie met A&F wilde pronken, moest het water over. En kwam niet toe met de handbagage van Ryanair. Londen was leuk, New York beter. A&F was hot, hun hoodies een hebbeding. Clothes for the rich, but not so famous.
But word got 'round en met de duik van de dollar en de pond, vlogen horden toeristen op zoek naar Angelsaksische appetijtelijkheden. A&F werd bij thuiskomst afgeschilderd als een droomwereld waarin bloedmooie babes & binken halfnaakt de Welriekende Dreef bevolken. Aanschuiven was nog nooit zo veelbelovend. Koopjes voor kapitaalkrachtigen werden dromen voor doorsneediva’s. De Blijde Boodschap bereikte en masse het Oude Continent, waar de jeugd cashgewijs intekende op deze nieuwe American Dream.
Nu met de opening op Belgische bodem de val van de Muur compleet is, dreigt het Scapa-syndroom voor A&F. Net als toen zullen de boorden neerdalen en dreigt Blankenberge Knokke opnieuw te overspoelen. Het Sportpaleis-volk krijgt het ongetwijfeld heet aan Louise, maar ik bevries. Democratisering in de mode-industrie impliceert immers marginalisering. Snel zullen zelfs arme alcoholici zich tussen de sixpacks wagen.
Ook Starbucks verloor in Antwerpen haar magie. Cash before cockyness leverde lauwe oploskoffie op. Wie als Amerikaan voet op vaste Europese grond zet, vecht niet langer tegen Duitse demonen, maar tegen de uitwassen van zijn massakapitalisme. Waar het volk regeert, dreigt de eenheidsworst als hoofdschotel.
A&F gooit haar Europese eigenheid in Elsene te koop. Het rendier van Troje in Brussel. My my, at Waterloo Avenue A&F did surrender.
Stockholm, sexy sprookjesstad
'Eat, Pray, Love'. Een WijfTv-film met Julia Roberts. Wat ik ervan onthouden heb? De filmkeuze mag niet langer het alleenrecht van de vrouw vormen. Wat de hemelse beloftes na 90 minuten hel ook mogen zijn.
Maar ook dit bleef hangen: Tuva Novotny, de Zweedse compagnonne van la Roberts in Rome, bestempelde Stockholm als conformistisch. Geen scheldwoord, in deze kwestie. Wanneer alles immers pracht uitstraalt en iedereen schoonheid etaleert, is erbij horen een beloning.Een sleutel tot de hemelpoort.
Deel uitmaken van dat goddelijke geheel is een uitdaging. Waarbij voor de van nature niet-blonde vrouwen liters haarverf hoort. Goudgeel is immers de kleur van het prinsessenclubje. Wie met donkere lokken over de hoofdstedelijke eilanden wil dartelen, moet over zéér degelijke papieren beschikken. Een Duitse bevolkingspolitiek met sexy implicaties.
Bij de Stockholmse prinsen eenzelfde eenheid. Nekken worden vakkundig beschermd door kleurige sjaals, terwijl brillantine een warboel in de kokette kapsels voorkomt. Jassen zijn mantels, geklede schoenen een must.
Aanpassen of opkrassen. Naar de buitenwijken bijvoorbeeld. Vanuit de torenhoge appartementsblokken trachten de uitgeslotenen een blik te werpen op het gezegende centrum. Banlieues, waar de gebande koolvissen stranden aan de verre oevers van de City. Geen hoogbouw in het stadshart. In de hemel vertoef je al hoog genoeg.
Begrijpelijk dat heel wat jongeren onder het schoonheidsideaal bezwijken en het noorden verliezen. En dan gothic worden. Halleluja. Wie een welafgewerkt gezondgekleurd model zelfbewust naast een mensenschuwe en bleke gek ziet zweven, denkt hemel en hel in één oogopslag te hebben gevat. De geest van Ingmar Bergman waart rond in de straten van Stockholm.
Om zoveel mogelijk minuten in dat godendom intens te beleven, drinkt men liters caffè latte in onmetelijk gezellige bars gestoeld op New Yorkse leest. De window seats die uitgeven op publieke modeshows, zijn steevast bezet. Watch and yearn. Ook de (verwarmde) terrasjes doen het goed, mits bevallige hulp van de weergoden. In Scandinavië omarmt men het schaarse zonlicht als een luxegoed. Terwijl onze ogen fonkelen bij het aanschouwen van het witte sneeuwgoud, is elke seconde zonneschijn platina voor de noorderling.
Beetje koud en donker immers daarboven. Buiten alleszins. Wie een schaarse uitnodiging kan bemachtigen voor een entree in een Stockholms paleisje, waant zich in het oerconcept van ‘knus’. Linnea, de hoogblonde gastvrouw met een engelenlijntje die dit Brussels Zinneke laat kronkelen van goesting, ontvangt de gewillige magen in ligzetels bezaaid met kussens en dekens die qua temperatuur niet moeten onderdoen voor 'Janssons Verleiding', geserveerd op een eeuwenoude eikenhouten tafel omgeven door kaneelgeurige kaarsen druipend in kokette kandelaars die het crèmekleurige plafond in een sfeer van sereniteit doen baden. Girl, we couldn’t get much higher.
Wie in deze hemel toch de aarde mist, steekt de Centralbron over tot in Södermalm. Even weg uit het walhalla. Diversiteit en individualisme vormen er een geslaagd huwelijk. Het Londense SoHo kreeg er een rood bosbessensausje en werd omgedoopt tot SoFo. De creatieven der Stockholmse grond beschouwen het walhalla als een bühne der burgerlijkheid en trekken zich terug in het zuiden van de stad. Leuk voor een namiddagje uit denken de ruimdenkende koninklijke kippetjes.
Plaats genoeg trouwens op de royale bruggen en banen. Dikkerdjes vind je enkel in de smalle steegjes van Gamla Stan, waar toeristen de hemelse rust bezoedelen. Obesitas verdient geen verblijfsvergunning in Zweden. Het gezondheidsfascisme krijgt men hier met de vetvrije paplepel ingegoten. Of via de liters vitaminewaters die men naast de caffè latte naar binnen speelt. Ongetwijfeld uit eigen bronnen: 90% van de hoofdstedelijke waterlopen zijn bezwembaar. Stockholm, groene grootstad. Waar niet de geitewollen sokken, maar dure nylons de dienst uit maken. Stockholm, sexy sprookjesstad.
Maar ook dit bleef hangen: Tuva Novotny, de Zweedse compagnonne van la Roberts in Rome, bestempelde Stockholm als conformistisch. Geen scheldwoord, in deze kwestie. Wanneer alles immers pracht uitstraalt en iedereen schoonheid etaleert, is erbij horen een beloning.Een sleutel tot de hemelpoort.
Deel uitmaken van dat goddelijke geheel is een uitdaging. Waarbij voor de van nature niet-blonde vrouwen liters haarverf hoort. Goudgeel is immers de kleur van het prinsessenclubje. Wie met donkere lokken over de hoofdstedelijke eilanden wil dartelen, moet over zéér degelijke papieren beschikken. Een Duitse bevolkingspolitiek met sexy implicaties.
Bij de Stockholmse prinsen eenzelfde eenheid. Nekken worden vakkundig beschermd door kleurige sjaals, terwijl brillantine een warboel in de kokette kapsels voorkomt. Jassen zijn mantels, geklede schoenen een must.
Aanpassen of opkrassen. Naar de buitenwijken bijvoorbeeld. Vanuit de torenhoge appartementsblokken trachten de uitgeslotenen een blik te werpen op het gezegende centrum. Banlieues, waar de gebande koolvissen stranden aan de verre oevers van de City. Geen hoogbouw in het stadshart. In de hemel vertoef je al hoog genoeg.
Begrijpelijk dat heel wat jongeren onder het schoonheidsideaal bezwijken en het noorden verliezen. En dan gothic worden. Halleluja. Wie een welafgewerkt gezondgekleurd model zelfbewust naast een mensenschuwe en bleke gek ziet zweven, denkt hemel en hel in één oogopslag te hebben gevat. De geest van Ingmar Bergman waart rond in de straten van Stockholm.
Om zoveel mogelijk minuten in dat godendom intens te beleven, drinkt men liters caffè latte in onmetelijk gezellige bars gestoeld op New Yorkse leest. De window seats die uitgeven op publieke modeshows, zijn steevast bezet. Watch and yearn. Ook de (verwarmde) terrasjes doen het goed, mits bevallige hulp van de weergoden. In Scandinavië omarmt men het schaarse zonlicht als een luxegoed. Terwijl onze ogen fonkelen bij het aanschouwen van het witte sneeuwgoud, is elke seconde zonneschijn platina voor de noorderling.
Beetje koud en donker immers daarboven. Buiten alleszins. Wie een schaarse uitnodiging kan bemachtigen voor een entree in een Stockholms paleisje, waant zich in het oerconcept van ‘knus’. Linnea, de hoogblonde gastvrouw met een engelenlijntje die dit Brussels Zinneke laat kronkelen van goesting, ontvangt de gewillige magen in ligzetels bezaaid met kussens en dekens die qua temperatuur niet moeten onderdoen voor 'Janssons Verleiding', geserveerd op een eeuwenoude eikenhouten tafel omgeven door kaneelgeurige kaarsen druipend in kokette kandelaars die het crèmekleurige plafond in een sfeer van sereniteit doen baden. Girl, we couldn’t get much higher.
Wie in deze hemel toch de aarde mist, steekt de Centralbron over tot in Södermalm. Even weg uit het walhalla. Diversiteit en individualisme vormen er een geslaagd huwelijk. Het Londense SoHo kreeg er een rood bosbessensausje en werd omgedoopt tot SoFo. De creatieven der Stockholmse grond beschouwen het walhalla als een bühne der burgerlijkheid en trekken zich terug in het zuiden van de stad. Leuk voor een namiddagje uit denken de ruimdenkende koninklijke kippetjes.
Plaats genoeg trouwens op de royale bruggen en banen. Dikkerdjes vind je enkel in de smalle steegjes van Gamla Stan, waar toeristen de hemelse rust bezoedelen. Obesitas verdient geen verblijfsvergunning in Zweden. Het gezondheidsfascisme krijgt men hier met de vetvrije paplepel ingegoten. Of via de liters vitaminewaters die men naast de caffè latte naar binnen speelt. Ongetwijfeld uit eigen bronnen: 90% van de hoofdstedelijke waterlopen zijn bezwembaar. Stockholm, groene grootstad. Waar niet de geitewollen sokken, maar dure nylons de dienst uit maken. Stockholm, sexy sprookjesstad.
Koop Club een klootzak
Club heeft de Slag om Vlaanderen gewonnen, al kostte dat bloed en liters angstzweet. FC Brugge versloeg La Gantoise, dat bijwijlen de goedendag erbij haalde. Het hongerige blauwzwarte legioen verorberde het rauwe Buffalo-vlees met een gevoel van gemengde opluchting. Na een veelbelovend aperitief, volgde immers een kleurloze hoofdschotel. Dat lag wederom niet aan het talent van de Brugse chef-aspiranten, maar aan hun gebrekkige mentaliteit.
De meest gerenommeerde Vlaamse keuken is immers gezegend met uitstekende handen. Sinds de Nacht van de Lange Messen in 2007 een einde maakte aan de traditionele Brugse keuken, besloot het nieuwe management ronduit de kaart van talentvolle jongeren te trekken. Loopjongens hoorden in andere (West-)Vlaamse restaurants thuis. Het boerenkoolvoetbal werd definitief afgeserveerd en vertrok opnieuw noordwaarts.
Symbool van dat nieuwe Club vormt Ryan Donk. Een dartele lichtbruine hengst die gestaag groeien iets voor achterlijke ezels vindt. “Ik ben klaar voor het buitenland”, riep Donk - nauwelijks de baard in de keel - het Hollandse polderland toe. En stak prompt de Noordzee over. Ook Vadis dacht als anonieme adolescent vanuit Hamburg meteen de wereldzeeën te zullen bevaren. Niets van dat alles. Te groen voor de Britse akker en de Reeperbahn. “Quo Vadis?” vroeg een Hollandse veroveraar hem. Met hangende pootjes naar de Vlaamse kust, zo bleek. Het Beloofde Spaanse Land komt later wel.
Ondertussen laat Donk de achterkeuken geregeld in lichterlaaie, tot ongenoegen van het cliënteel. De meesterchef weigert echter halsstarrig alternatieve Vlaamse ingrediënten in de basis te brengen. Het avonturierspapje mist nochtans evenwicht. Ideeën en intenties genoeg in de keuken, maar geen duidelijke directieven en een ervaren chef-kok die vanuit de middenkeuken een volwassen geheel kneedt. Geraerts roept wel wat, maar wie verstaat dat Maaskants gemompel? Stijnen en Hoefkens ontberen dan weer de internationale uitstraling/klasse om Donk&co hun ipods te overstemmen.
Een minder afgeborstelde versie van Simons naast Vadis. Een snuggere strijder – neen, dus niet Blondel – die als een eminence grise over de centrale as heerst en zijn troepen kort houdt. Iemand die eens meeloopt met een vijandige spelverdeler. Een kuitenbijter met kloten aan zijn lijf die in de kleedkamer en op de grasmat orde op zaken stelt. In de beste traditie van Gert Verheyen en Wesley Sonck. Een heer die op wankele momenten met een tik tegen de achillespees de tegenstander lam legt. Geen benenbreker, maar een silent killer.
Koster is teveel gentleman en tolereert teveel nonchalance. Expressieve vrijheid hoort bij zijn artistiek voetbal. Maar kunst past niet in Jan Breydel, dat dezer dagen aan een expositieruimte van René Magritte doet denken. Na anderhalf seizoen surrealisme roept het publiek echter om rauw realisme. Daarom Devroe, koop Club een klootzak. Opnieuw naar de Brugse Essentie. Revolutie in het sterrenrestaurant.
De meest gerenommeerde Vlaamse keuken is immers gezegend met uitstekende handen. Sinds de Nacht van de Lange Messen in 2007 een einde maakte aan de traditionele Brugse keuken, besloot het nieuwe management ronduit de kaart van talentvolle jongeren te trekken. Loopjongens hoorden in andere (West-)Vlaamse restaurants thuis. Het boerenkoolvoetbal werd definitief afgeserveerd en vertrok opnieuw noordwaarts.
Symbool van dat nieuwe Club vormt Ryan Donk. Een dartele lichtbruine hengst die gestaag groeien iets voor achterlijke ezels vindt. “Ik ben klaar voor het buitenland”, riep Donk - nauwelijks de baard in de keel - het Hollandse polderland toe. En stak prompt de Noordzee over. Ook Vadis dacht als anonieme adolescent vanuit Hamburg meteen de wereldzeeën te zullen bevaren. Niets van dat alles. Te groen voor de Britse akker en de Reeperbahn. “Quo Vadis?” vroeg een Hollandse veroveraar hem. Met hangende pootjes naar de Vlaamse kust, zo bleek. Het Beloofde Spaanse Land komt later wel.
Ondertussen laat Donk de achterkeuken geregeld in lichterlaaie, tot ongenoegen van het cliënteel. De meesterchef weigert echter halsstarrig alternatieve Vlaamse ingrediënten in de basis te brengen. Het avonturierspapje mist nochtans evenwicht. Ideeën en intenties genoeg in de keuken, maar geen duidelijke directieven en een ervaren chef-kok die vanuit de middenkeuken een volwassen geheel kneedt. Geraerts roept wel wat, maar wie verstaat dat Maaskants gemompel? Stijnen en Hoefkens ontberen dan weer de internationale uitstraling/klasse om Donk&co hun ipods te overstemmen.
Een minder afgeborstelde versie van Simons naast Vadis. Een snuggere strijder – neen, dus niet Blondel – die als een eminence grise over de centrale as heerst en zijn troepen kort houdt. Iemand die eens meeloopt met een vijandige spelverdeler. Een kuitenbijter met kloten aan zijn lijf die in de kleedkamer en op de grasmat orde op zaken stelt. In de beste traditie van Gert Verheyen en Wesley Sonck. Een heer die op wankele momenten met een tik tegen de achillespees de tegenstander lam legt. Geen benenbreker, maar een silent killer.
Koster is teveel gentleman en tolereert teveel nonchalance. Expressieve vrijheid hoort bij zijn artistiek voetbal. Maar kunst past niet in Jan Breydel, dat dezer dagen aan een expositieruimte van René Magritte doet denken. Na anderhalf seizoen surrealisme roept het publiek echter om rauw realisme. Daarom Devroe, koop Club een klootzak. Opnieuw naar de Brugse Essentie. Revolutie in het sterrenrestaurant.
Tommeke, Tommeke, Tommeke!
WK Wielrennen. Het is weer van dat. De grootste kermiskoers van het jaar. Down Under echter geen spoor van botsauto’s of braadworsten. Carlton Beer en kangoeroevlees langsheen het parcours. Folklore onder de evenaar.
Mondialisering een meerwaarde? Wie de wereld van het wielrennen jaarlijks in strakke koersbroeken onder het goedkeurend oog van rijke snorren gehuld in wijde witte lakens doorheen bloedhete woestijnen ziet slenteren, weet dat de charme van de koers het vriespunt heeft bereikt.
Volkeren die de fiets pas na de Groene Golf ontdekt hebben, missen de finesse om tweewielers in goede banen te leiden. Getuige de Australische politie die de Belgische ploeg naast de weg zette. Omdat ze in godsnaam per twee reden. Per twee! In Vlaanderen nemen wielertoeristen ongestraft dubbele rijvakken in, terwijl er een overgesubsidieerd gloednieuw fietspad naast hen ligt te blinken. Voor kilometerknallers als Ichtegem-Alveringem wordt heel West-Vlaanderen met man en macht op oer-Duitse leest afgezet. Signalisateurs krijgen belastingvrije tarieven waarbij ze zelfs op de Kaaimaneilanden groen van jaloezie wegtrekken.
Maar niet in het land waar kangoeroes een eigen pechstrook hebben. Wie in Vlaanderen het Australische flikkenvoorbeeld volgt, mag tot aan zijn pensioen het verkeer op het Vierarmenkruispunt regelen. Zonder fluitje of fluovestje. En met de armen achter de rug.
Neen, de finale van het WK wielrennen hoort zich op brede West-Europese boulevards af te spelen, waar cyclisten al sinds het Congres van Wenen de straatstenen strelen met passie en rubber. Zoals in Madrid 2005.
Heel Vlaanderen verlangde al bijna een decennium lang naar een wereldkampioen, sinds Museeuw in Lugano met het schuim op de mond (even) de Vlaamse honger stilde. Ongezien was de ontlading toen Michel Wuyts Tom Boonen als eerste over de meet begeleidde. Ingedommelde mannen hervonden de lippen van hun huisvrouwen, die als één blok voor de stronken van de (indertijd) ideale schoonzoon vielen. In Wallonië heerste de ontnuchtering toen niet Gilbert, maar een Kempenzoon de wereldkampioen bleek. Dromen voor werkelijkheid nemen: de RTBF kon er toen al wat van.
Tom Boonen wereldkampioen... Man toch, wie had gedacht dat de herfst zo mooi kon zijn? De blijde boodschap van Michel Wuyts knalde in een remix van Virtual Zone door alle studentencafés. Beloftevol Vlaanderen hield van bier, borsten en Boonen. Dj’s die de originele versie draaiden, werden de hel toegewenst door de regenbooggekke adolescenten. De nieuwe Rik Van Steenbergen besprong nadien vrouwen, frietkoten en witte lijnen. Een Vlaamsche volksheld.
Zondagmorgen zal Tommeke er niet bij zijn. Voor het afgeroomde Belgische troepje kom ik mijn nest niet uit. Gilbert: topper, wereldtopper, maar geen Leeuw van Vlaanderen. Ik zet mijn geld op Hushovd. Thor, God van de Donder. Laat het onweer maar beginnen. Ik hoor het wel vanuit mijn bed.
Mondialisering een meerwaarde? Wie de wereld van het wielrennen jaarlijks in strakke koersbroeken onder het goedkeurend oog van rijke snorren gehuld in wijde witte lakens doorheen bloedhete woestijnen ziet slenteren, weet dat de charme van de koers het vriespunt heeft bereikt.
Volkeren die de fiets pas na de Groene Golf ontdekt hebben, missen de finesse om tweewielers in goede banen te leiden. Getuige de Australische politie die de Belgische ploeg naast de weg zette. Omdat ze in godsnaam per twee reden. Per twee! In Vlaanderen nemen wielertoeristen ongestraft dubbele rijvakken in, terwijl er een overgesubsidieerd gloednieuw fietspad naast hen ligt te blinken. Voor kilometerknallers als Ichtegem-Alveringem wordt heel West-Vlaanderen met man en macht op oer-Duitse leest afgezet. Signalisateurs krijgen belastingvrije tarieven waarbij ze zelfs op de Kaaimaneilanden groen van jaloezie wegtrekken.
Maar niet in het land waar kangoeroes een eigen pechstrook hebben. Wie in Vlaanderen het Australische flikkenvoorbeeld volgt, mag tot aan zijn pensioen het verkeer op het Vierarmenkruispunt regelen. Zonder fluitje of fluovestje. En met de armen achter de rug.
Neen, de finale van het WK wielrennen hoort zich op brede West-Europese boulevards af te spelen, waar cyclisten al sinds het Congres van Wenen de straatstenen strelen met passie en rubber. Zoals in Madrid 2005.
Heel Vlaanderen verlangde al bijna een decennium lang naar een wereldkampioen, sinds Museeuw in Lugano met het schuim op de mond (even) de Vlaamse honger stilde. Ongezien was de ontlading toen Michel Wuyts Tom Boonen als eerste over de meet begeleidde. Ingedommelde mannen hervonden de lippen van hun huisvrouwen, die als één blok voor de stronken van de (indertijd) ideale schoonzoon vielen. In Wallonië heerste de ontnuchtering toen niet Gilbert, maar een Kempenzoon de wereldkampioen bleek. Dromen voor werkelijkheid nemen: de RTBF kon er toen al wat van.
Tom Boonen wereldkampioen... Man toch, wie had gedacht dat de herfst zo mooi kon zijn? De blijde boodschap van Michel Wuyts knalde in een remix van Virtual Zone door alle studentencafés. Beloftevol Vlaanderen hield van bier, borsten en Boonen. Dj’s die de originele versie draaiden, werden de hel toegewenst door de regenbooggekke adolescenten. De nieuwe Rik Van Steenbergen besprong nadien vrouwen, frietkoten en witte lijnen. Een Vlaamsche volksheld.
Zondagmorgen zal Tommeke er niet bij zijn. Voor het afgeroomde Belgische troepje kom ik mijn nest niet uit. Gilbert: topper, wereldtopper, maar geen Leeuw van Vlaanderen. Ik zet mijn geld op Hushovd. Thor, God van de Donder. Laat het onweer maar beginnen. Ik hoor het wel vanuit mijn bed.
Place Lux(e)
Suit up! Op donderdagmorgen bepaalt Barney Stinson mijn vestimentair voorkomen. After Worken in Brussel vereist immers een pak. Wie niet met een boord op het Luxemburgplein verschijnt, brengt immers koffie rond in de Europese kantoren. En kan de koude Calsberg niet betalen. Dank voor de inflatie, nazaten van Schuman. Bienvenue à Place Lux: oord der eclatante Europese Eurocraten.
Grote woorden over mensen, stenen en bieren die het Oude Continent een eengemaakt gelaat verschaften. Geschiedenis dwingt tot overdrijving. Maar vergis u niet, eens de halve liters de das naar de binnenzak hebben verwezen, blijft er van dat theatrale troepje niet veel meer over. Het obligate handjes schudden gevolgd door een zakelijke ‘What do you do’, maakt ruimte voor een kusjesdans en een oprechte ‘Where are you from’. Erasmus voor volwassenen.
Waar in de Wetstraat een steenworp verder het parfum de crise niet uit de kostuums verdwijnt, hangt op Place Lux een odeur van Europese ongedwongenheid. Expats verklaren hun exuberante uitspattingen aan de hand van hun tijdelijk statuut. Wie ergens zes maanden verblijft, behoeft geen bewijs van goed gedrag en zeden. Een sfeer van vluchtig plezier onder bouwvakkers die een eeuwigdurend Europees imperium oprichten.
Veel mooie dames en heren die dat kaartenhuisje ondersteunen. Sinds kort zendt ook Oost-Europa haar fraaiste hartenjaagsters uit. Europe’s Finest gesponsord door nationaal belastinggeld. Maar wie denkt daar aan terwijl hij omringd wordt door langbenige stagiaires blakend van ambitie in een zacht nazomerzonnetje, daarin ondersteund door diepe decolletés die de kloof tussen de Europese elite en haar burgers op een tastbare manier symboliseert? Inderdaad, niemand Vanderveeren.
Brussel beseft niet welk rijk netwerk in de hoofdstad huist. De vraag om bijkomende bescherming van deze weelderige wijken wordt met een misplaatste dedain weggelachen. De banen naar het hart van Europa zijn inderdaad niet met bloed bezaaid. Nochtans schilderde Monnet de contouren van de Europese kern met een vuurrood penseel. Sinds 1952 regeert immers de liefde over Brussels en omstreken. Nooit meer oorlog. Wat een Luxe.
Grote woorden over mensen, stenen en bieren die het Oude Continent een eengemaakt gelaat verschaften. Geschiedenis dwingt tot overdrijving. Maar vergis u niet, eens de halve liters de das naar de binnenzak hebben verwezen, blijft er van dat theatrale troepje niet veel meer over. Het obligate handjes schudden gevolgd door een zakelijke ‘What do you do’, maakt ruimte voor een kusjesdans en een oprechte ‘Where are you from’. Erasmus voor volwassenen.
Waar in de Wetstraat een steenworp verder het parfum de crise niet uit de kostuums verdwijnt, hangt op Place Lux een odeur van Europese ongedwongenheid. Expats verklaren hun exuberante uitspattingen aan de hand van hun tijdelijk statuut. Wie ergens zes maanden verblijft, behoeft geen bewijs van goed gedrag en zeden. Een sfeer van vluchtig plezier onder bouwvakkers die een eeuwigdurend Europees imperium oprichten.
Veel mooie dames en heren die dat kaartenhuisje ondersteunen. Sinds kort zendt ook Oost-Europa haar fraaiste hartenjaagsters uit. Europe’s Finest gesponsord door nationaal belastinggeld. Maar wie denkt daar aan terwijl hij omringd wordt door langbenige stagiaires blakend van ambitie in een zacht nazomerzonnetje, daarin ondersteund door diepe decolletés die de kloof tussen de Europese elite en haar burgers op een tastbare manier symboliseert? Inderdaad, niemand Vanderveeren.
Brussel beseft niet welk rijk netwerk in de hoofdstad huist. De vraag om bijkomende bescherming van deze weelderige wijken wordt met een misplaatste dedain weggelachen. De banen naar het hart van Europa zijn inderdaad niet met bloed bezaaid. Nochtans schilderde Monnet de contouren van de Europese kern met een vuurrood penseel. Sinds 1952 regeert immers de liefde over Brussels en omstreken. Nooit meer oorlog. Wat een Luxe.
Els Calle(ns)
Us Open. Nu de zonnestralen definitief wijken voor kleurloze kantoorlampen, brengt het New Yorkse ballenfestijn welgekomen zetelpret. Sharapova-Wozniacki. Een langbenige blondine die op het bloedhete beton met haar Siberisch gekreun het Amerikaanse geratel overstemt en bovendien het beste uit een meer dan degelijke Deense deerne perst. Twin Towers die de hemel aanreiken…
Tot Els Callens met haar monotone prietpraat de Sporza-livestream vervuilt. Een aaneenschakeling van non-informatie omringd door een klaagmuur van pijnlijke lettergrepen gebouwd in schimmige stembandbochten. Callens verbastert op een afschuwelijke manier een backhand tot een lomp Vlaams voorwerp, dat zelfs Henin niet zou kunnen rechttrekken. Setstatistieken zijn een lamento zonder enige vorm van interpretatie die slechts slechtzienden als een meerwaarde beschouwen. En dan nog.
Mooi dat onze openbare omroep ex-topsporters commentaar laat leveren. Al te vaak maakt deze groep na hun carrière ongevraagd kennis met het zwarte gat. Maar wie Elsje door de casting liet lopen, kreeg iets teveel Tretorn-ballen tegen de knikker. Akkoord, een Paul Herijgers produceert een taal die nauw aansluit bij het middeleeuwse Herentals. Maar dat gebrekkig Kempens past als gegoten bij het vunzige volkse veldrijden. Callens degradeert het tennis op tv tot een balspel op het niveau van een belspel. De Antwerpse maakt geen groot lawijt, maar een lelijk lawijt.
Tenniscommentatoren horen een wedstrijd te begeleiden met een onderdaad aan vocale ondersteuning. Als Federer met zijn penseel het gele balletje beroert en beeldende kunst op de beeldbuis brengt, past enkel een gewijde stilte in dit perfecte plaatje. Een uurtje gekakel van Callens verkracht dat edele balspel. Els breekt de stilte niet, ze bewerkt ze met een slecht geslepen machete. Een genocide op het geslagen woord.
Kijken zonder geluid kan – leve de technologie! – maar weerhoudt ons van het godengeluid dat de Wilsons van de grootmeester voortbrengt. Ik probeerde het eenmaal tijdens Cash-Ivanisevic. Toen mijn puberheld Goran met een Splitse scheldtirade de Knokse zeelucht van alle dedain ontdeed, hoopte ik met een hersteld volume de verlossing te vinden. Na drie lettergrepen-Callens kijk je echter niet naar een droomfinale, maar vecht je tegen een nachtmerrie. Geen eindstrijd, maar een doodstrijd op de buis van Elstachius, die nu ook op Exqi kankerklanken uitscheidt.
Ten behoeve van tenniskijkend Vlaanderen zouden de vocalen van Callens enkel door een hermetisch afgesloten tennishal mogen denderen. Of net als rokers naar haar eigen woonkamer verbannen moeten worden. Het gezondheidsfascisme veegt de openbare ruimte proper. Daarom, liefste VRT, leg Elsje het zwijgen op. Silence is golden, maar bij Callens levert dat gegarandeerd platina op. VRT, verlos ons uit ons lijden.
Tot Els Callens met haar monotone prietpraat de Sporza-livestream vervuilt. Een aaneenschakeling van non-informatie omringd door een klaagmuur van pijnlijke lettergrepen gebouwd in schimmige stembandbochten. Callens verbastert op een afschuwelijke manier een backhand tot een lomp Vlaams voorwerp, dat zelfs Henin niet zou kunnen rechttrekken. Setstatistieken zijn een lamento zonder enige vorm van interpretatie die slechts slechtzienden als een meerwaarde beschouwen. En dan nog.
Mooi dat onze openbare omroep ex-topsporters commentaar laat leveren. Al te vaak maakt deze groep na hun carrière ongevraagd kennis met het zwarte gat. Maar wie Elsje door de casting liet lopen, kreeg iets teveel Tretorn-ballen tegen de knikker. Akkoord, een Paul Herijgers produceert een taal die nauw aansluit bij het middeleeuwse Herentals. Maar dat gebrekkig Kempens past als gegoten bij het vunzige volkse veldrijden. Callens degradeert het tennis op tv tot een balspel op het niveau van een belspel. De Antwerpse maakt geen groot lawijt, maar een lelijk lawijt.
Tenniscommentatoren horen een wedstrijd te begeleiden met een onderdaad aan vocale ondersteuning. Als Federer met zijn penseel het gele balletje beroert en beeldende kunst op de beeldbuis brengt, past enkel een gewijde stilte in dit perfecte plaatje. Een uurtje gekakel van Callens verkracht dat edele balspel. Els breekt de stilte niet, ze bewerkt ze met een slecht geslepen machete. Een genocide op het geslagen woord.
Kijken zonder geluid kan – leve de technologie! – maar weerhoudt ons van het godengeluid dat de Wilsons van de grootmeester voortbrengt. Ik probeerde het eenmaal tijdens Cash-Ivanisevic. Toen mijn puberheld Goran met een Splitse scheldtirade de Knokse zeelucht van alle dedain ontdeed, hoopte ik met een hersteld volume de verlossing te vinden. Na drie lettergrepen-Callens kijk je echter niet naar een droomfinale, maar vecht je tegen een nachtmerrie. Geen eindstrijd, maar een doodstrijd op de buis van Elstachius, die nu ook op Exqi kankerklanken uitscheidt.
Ten behoeve van tenniskijkend Vlaanderen zouden de vocalen van Callens enkel door een hermetisch afgesloten tennishal mogen denderen. Of net als rokers naar haar eigen woonkamer verbannen moeten worden. Het gezondheidsfascisme veegt de openbare ruimte proper. Daarom, liefste VRT, leg Elsje het zwijgen op. Silence is golden, maar bij Callens levert dat gegarandeerd platina op. VRT, verlos ons uit ons lijden.
2009: Een Spoor van Vernieuwing
Waarde vrienden,
2009 vormde voor mij het jaar van ingrijpende veranderingen: de eerste full-time job, een eigen woonst, een nieuwe haarsnit,… De volwassenheid maakte haar intrede, al wist het verstand dat al langer. Assertiviteit kreeg het afgelopen annus een hoofdletter. Een spoor van vernieuwing.
Veranderingen brengen ontdekkingen met zich mee. Zo stelde ik slaapdronken vast dat er ook leven is voor 11u ’s morgens. Nou ja leven…Het zootje zombies dat elke weekdag zich met bloeddoorlopen ogen naar een schaars zitje op de te late trein worstelt, zijn eerder nietszeggende figuranten in een schaamtelijk schouwspel. Gelukkig wacht me steeds een warme werkvloer, een inspirerend kader (Vlaams Parlement) en een boeiende business (politiek). Werken hoeft geen straf te zijn.
Overdag bekoort de Vlaamse hoofdstad mij dus wel. ’s Avonds treedt echter samen met het zwarte gat, de ontgoocheling in. Leuven, de “luxeslaapstad van Brussel” (vadertje Tobback), bracht licht in de duisternis. Het geslacht Vanderveeren voelt er zich al eeuwenlang thuis, wat me onbewust richting de universiteitsstad aan de Dijle dreef. Genen versla je niet zomaar.
Net zoals je mij zomaar niet uit de badkamer krijgt. Vraag dat maar aan m’n huisgenoot, de immer creatieve William Khalil. De dag start bij ons niet met zwarte koffie en croissants. Aanmaningen tot kalmte begeleid door minutenlang gebonk op de deur staan symbool voor de Zweeds-Libanese ochtendoorlog. Tijd voor een ontbijt is er niet in deze doodstrijd. Vettige gehaktballetjes met een overdaad aan vossenbes – een Ikea-klassieker- overbruggen dagelijks de vroege leegte.
Ook al schonken de Vanderveeren-genen me een rank figuur, het buikje bleek onvermijdelijk bij zoveel zittend gezwelg. Net als een paar zware benen. In 2009 kwam ik te weten hoe zwangere vrouwen zich voelen. En dat valt tegen. Als telg van een topsportfamilie kan ik mij hier niét bij neerleggen. Vandaar mijn bekommernis voor een betere gezondheid in 2010. Een Spartaans ritme zal het aantal nachtelijke escapades tot een minimum beperken. Zweedse of Limburgse veulens die al zingend (en kuisend) rond mij heen wensen te dartelen, contacteren me best via een videoboodschap. En wees concreet, alsjeblief. Het tijdsgebrek van een carrièreman staat mijn voorliefde voor mysterie in de weg.
Weinig hindernissen echter om van 2010 een topjaar te maken. Gesteund door een schitterende vriendengroep, gelegen onder een eigen dak en gekapt met schattige krulletjes hoop ik de vooropgestelde doelen te halen. Die maak ik achteraf wel bekend. Kwestie van geen gezichtsverlies te lijden. Ook het komende decennium staat het imago centraal. Image is everything. Al vind ik jullie minstens even belangrijk. Gelukkig nieuwjaar, vrienden. Bedankt voor een delirisch decennium.
Abonneren op:
Posts (Atom)