Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Bont en Blauwzwart


Liefste Club,

We leerden elkaar in Londen kennen. Op 16 maart 1995 ging je in een kolkend Stamford Bridge kansloos kopje onder. Maar ik besloot jouw Britse spirit voor eeuwig te beminnen. Mijn Brusselse vriendjes bespotten onze relatie, maar we besloten al snel samen te gaan wonen. Onze slaapkamer kleurde blauw en zwart. De kleuren van ons hart.

Een jaar later schonk je me zilver en goud. Eremetaal dat blonk van jouw bloed, zweet en tranen. Dronken trots & glorie uit Brugse bekers. Na jouw ereronde op de Heizel-piste smachtte ik jaarlijks naar triomftochten.

De goudstandaard gold echter enkel in Brussel. Op Olympia volstond in mindere tijden een nat truitje als zoenoffer. De zeebries uit de noordelijke kelen die jouw Sturm und Drang voedde, overstemde elke zucht.

Ik voelde me gelukkig bij jou. Je werkte hard, kloeg nooit over de staat van onze akker en nam me zo nu en dan mee naar het Europese Kampioenenbal. We waren een succesvol, maar bescheiden koppel. Volks en vriendelijk. Graag gezien in de Vlaamse voetbalwereld.

Onze familie groeide en Olympia breidde uit tot Jan Breydel. Je knipte op mijn vraag jouw burgemeesterband door en haalde een dokter binnen. Een giftige injectie, zo bleek later, die me ook nog eens de mond snoerde.

Bron: Photo News / Het Nieuwsblad
Wanneer na enkele boerenjaren het succes uitbleef, smeet je immers in 2006 ons huismeubilair op de vuilnisbelt. Fundamenten van ons verleden gelakt in sentiment koudweg op de straatstenen.

De eerste stevige tik die je me verkocht. Een monumentale blunder. Je was jouw boerenverstand kwijt en verloor mijn vertrouwen.

Met de hakbijl herschiep je onze tuin tot een trainerskerkhof van lijken met beperkte roem. Onder bescheiden druk van enkele verdwaalde Vikingen uit Bergen en Kopenhagen verkocht je me opnieuw enkele rake klappen. En dat in eigen huis.

Toen de mauve aartsrivaal in 2010 er ook het goud kwam wegkapen, leek Jan Breydel definitief behekst. Bovendien verloren we de titel van Vlaanderens mooiste na een dramatische nederlaag (6-2) in de Arteveldestad.

Na deze mokerslag verleidde je me opnieuw met stijlvol adriestocratisch spel, maar jouw nieuwe mecenas zag weinig in die verjongde vereniging zonder winstbejag. Hij plaatste een koster op het kerkhof om een nieuw resultaatsgericht geloof op te leggen. Je bekende schuld voor de kommer en kwel van de voorbije jaren en beloofde beterschap.

Een samenlevingscontract moest onze banden opnieuw versterken. Je zwoor een dure eed van zweet en kreeg carte blanche om ons huis te herschikken. Met een nieuw slot op de deur stal je echter mijn laatste sleutel naar het verleden. 

Mack The Knife sneed de broze vertrouwensband opnieuw door, stinkend naar het angstnat van een gladde paling. Het verzekerde strijdersvocht bleek al snel een proletariërsparfum.

In dat rottend sfeertje verkoop je me nu weer vaker een tik. Soms tot drie maal per week. Als een bont en blauw geslagen levensgezel onderga ik lijdzaam ons blauwzwarte lot. Met jouw kil professionalisme verdween de passie. 

Gelaten staar ik naar jouw Brugse farce die wegzakt in ons moeras. Alsnog smachtend naar een teken van leven schreeuw ik ‘Bruges Till I Die’. Maar met een grijns groet je onze doodsengel in de catacomben van onze tempel in verval.

We wonen in een huis dat ik niet langer herken. Een huis van wantrouwen. Jouw hooggeschoolde meesters dreigen wekelijks met een uitverkoop. Jouw Vlerick-presessen degraderen onze inboedel tot dobbelstenen. Wie er vaak genoeg mee gooit, oogst ooit wel eens succes.

Met een waterige blik kijk ik vanuit onze gloednieuwe luie zetel naar de mistige sluiers van het oude Club. Een hardbevroren veld, verwarmde staantribunes. Bont en blauwe lippen, blauwzwarte harten.

Recht op rechtenmeisjes


Vanaf dit academiejaar zijn enkel mensen met een KUL-kaart nog welkom in de Leuvense fakbars. Hiermee komt een einde aan de eeuwenlange vrije toegang tot het vrouwelijke rechtenvolk. Merci, Tobback. Het is niet omdat jij jouw Lowietje niet meer recht krijgt, dat je ons het recht kan ontzeggen op horizontaal plezier met rechtenmeisjes. ‘Enkel KUL, zo sta ik minder voor lul’ denkt deze steriele Stalin.

Nochtans vormt dit edict een inbreuk tegen Artikel 1 van het Leuvensche Handvest der Studenten & Alumni (1431), dat ‘een vrij verkeer van geslachtsgoederen op de Tiensestraat’ voorziet. Het addendum ‘zonder discriminatie op basis van facultaire oorsprong’ kwam er in 1615.

De mannelijke rechtenstudenten schermden immers hun vrouwen rigoureus af tegen elke vorm van interfacultair contact, uit vrees voor besmet bloed uit vuilbakrichtingen zoals politieke en sociale wetenschappen.

Na twee eeuwen van inteelt en advocatenkribbes vol mongooltjes dwong een toga niet langer respect af, maar diende de witte bef om het speeksel van hun zwakzinnige kroost af te vegen. Om de zever in pakjes in de rechtbanken op een enigszins aanvaardbaar niveau te houden, besloot de rechtendecaan zijn fakbardeur te openen voor het plebs.

Blut und Boden veranderde echter stilaan in Bloed op de Bierbodem. Stevige Cristal-nachten eindigden in vechtpartijen en glasscherven. Veelal vormde de aanleiding het ongewenst verleggen van de zijstreep bij de parmantige rechtenjongens.

Toen het volkse bloed niet meer uit de Burberry-pofbroeken te wassen viel, werd de plebejers in 1650 opnieuw de toegang ontzegd door het invoeren van codexartikels als codewoord. Dankzij de overgewaaide ideeën uit de Franse Revolutie werd de fakbar in 1790 evenwel omgedoopt tot ‘Het Huis der Rechten’, waarbij de deur voorgoed openstond voor iedereen. Tot de socialist Tobback dus anders besliste.

 Met deze maatregel trapt Tobback vooral de eeuwige student op straat. Alumni, geleid door gevoelens van lust en nostalgie, worden nu tot lauwe pinten uit groene flesjes aan 3€ op kleffe afterwork-events gedwongen. Zij gluren niet langer naar de blos van jonge maagden, maar staren naar een overdaad aan blush bij veelgelaagden. De overgang naar het werkleven is geen roetsjbaan meer, maar een ezelstrap naar de hel.

Ik neem dus gedwongen afscheid van het HDR. Mijn donkere glasbak van gebroken dromen, vervlogen vrouwengeuren en goedkope 90’s-geluiden. Waar bij wet verklaarde prinsesjes uit Kortrijk en Sint-Truiden hun werkcollegestress wegdansen op het ritme waarmee papalief z’n notariële aktes uittypt.

Nooit meer HDR. De marktkramers op het Hooverplein zullen nimmer nog wegschuiven over het glibberig geilspoor dat van de Tiensestraat 53 richting Leuven Station liep, alwaar de tocht op de eerste trein naar Brussel mijn radeloze alcoholadem verjoeg. Maar sinds ik mijn topper elders gevonden heb, ben ik Oost-Oslo’s doof voor de Lokroep van de Valkenvrouwen.

Ik schrijf dit pamflet dan ook voor mijn opvolgers, die met betere openingszinnen en mooiere visitekaartjes de vrijheid zullen afdwingen om de grenzen van het vrouwelijke rechtenvolk op te schuiven. Tobback, schenk hen dat recht op geluk. Het recht op een rechtenmeisje. Or I’ll sue you.

Farewell, Serena van der Woodsen


Liefste Serena,

Ik herinner me het als gisteren hoe jouw vurige verschijning voor het eerst op m’n netvlies brandde. Ik lag op een Zweedse hotelkamer. Uitgeteld na een intense stadswandeling in Stockholm, waar ik op elke straathoek m’n droomvrouw dacht getroffen te hebben. Onterecht, zo bleek enkele ice coffees en al even koude blikken later.

Als een verslagen ridder in het kingsize bed zocht ik naar troost op het Zweedse tv-net. Troost die Kanal 5 me op duimbestelling bood. En hoe. In een gouden designer-dress onderging je met de grootste gratie een spervuur van beschuldigingen afgeschoten door de volrode lippen van ‘B’. ‘S’ was jouw naam, wat meteen het hele idee van Schoonheid onthulde.

De blonde lokroep van dansende engelen drukte op mijn trommelvlies, maar op deze vrijdagavond verdoofde deze Sirene mijn gehoor. De zapper legde ik opzij, de blazer bleef in de garderobe, het strijkijzer kaarsrecht. Uitgaan werd een overbodige stap; de vrouw van m’n leven bewonderde ik vanuit m’n bed. De Gossip Girl Marathon voelde als een langgerekt orgasme.

Toen Kanal 5 deze tantrische soloseks voor voetbal onderbrak, lag ik al lang te spinnen van geluk. Dromend van een toekomst op jou, onder jou, in jou, maar vooral, met jou. Want dankzij jou had ik de romantiek hervonden, na jaren van platonisch gegeil op oppervlakkige rechtengrieten. In jouw van mondiale escapades vervulde blik ontdekte ik een diepgang die geen penetratie evenaren kon.

Bij terugkomst op Vlaamse bodem besloot ik een dvd-box over jouw leven aan te schaffen. Ik wilde je beter leren kennen. Al snel bleek je gevoelens te koesteren voor een zekere Dan Humphrey, die na enkele Cosmo-cocktails mijn broer kon zijn. Ik begon net als Humphrey te schrijven, knipte m’n donkere krulletjes op dezelfde manier en bediende me van zijn sarcasme. Ook zijn scherpe kaaklijn lukte als ik maar hard genoeg op mijn groene Hollywoods kauwde.

Maar toch zag je me niet staan. Al was dat niet evident van de andere kant van de Atlantische Oceaan. Jouw vislijn beperkte zich tot de skyline van Manhattan. Alhoewel. Volgens de geruchtenmolen draaide je in de zomer van 2010 jouw tong in elk lookhol van Parijs. J’ai pleuré Serena. Oh j’avais trop de peine. Terwijl jij aan de witte boorden van de Seine-schelmen frunnikte, dumpte ik mijn verdriet in de Zenne. Voer voor de zoutwatervissen.

Ik was het noorden kwijt tot ik een Noors meisje leerde kennen. Een topper uit Oslo’s Upper East. En, in tegenstelling tot jou, zie ik haar als de moeder van mijn kinderen. Een mama die de zwemzakken van onze kroost wekelijks lucht. Jouw grilligheid in gedachten trekken ze hun honderdste baantje in schimmelende broekjes.

Maar op momenten dat ik ’s morgens moet wachten op mijn havermout met kaneel, mijn lattè naar een lait russe smaakt of mijn übertrendy Mint-shirt gekrompen uit de was komt, denk ik wel eens aan jou, Serena. En aan jouw personeel dat dit voor enkele schamele peseta’s per uur perfect in orde zou brengen.

Daarom, hoewel ik nu gelukkig ben, sloeg het nieuws van jouw onaangekondigd huwelijk me groggy. In momenten waarin ik het hier en nu verfoeide, vormde jij mijn reddingsboei die met jouw fraaie rondingen danste op de golven van het onvervulde geluk. Maar nu een vijandig Canadees schip jou gekaapt heeft, ben je uit mijn horizon verdwenen. Jouw spoor laat slechts een rimpel achter, als bewijskracht van ons leven, niet plooiend voor de dood. Maar ik zal dankbaar zijn wanneer ik de vrouw van mijn leven mag aanschouwen vanuit m’n sterfbed. Binnen 60 jaar, klaar voor de laatste oversteek.

Farewell, Serena. I know you love me. XoXo

Cold Sweat, No Glory

Een emmer vol stront in de blauwzwarte broek. In plaats van een waslijst aan kansen vormde dat het product van een Brugse avond bibbervoetbal tegen haar Angstgegner FC Kopenhagen. Een vicekampioen uit Denemarken die het voorbije seizoen door schulden aan veel kwaliteit heeft ingeboet. Na een overdosis aan respect werd de Champions League-droom van Club een vroege nachtmerrie.

Dat viel deels te wijten aan pech en aan een overijverige grensrechter. Hoofdreden vormde echter het reactievoetbal dat Leekens zijn troepen dicteerde. Nochtans wankelde het Vikingschip bij elk klein Brugs offensief. Club kroop na elke voorsprong echter achteruit en betaalde die houding cash. 2,1 miljoen €, meer bepaald.

Cold Sweat, No Glory. Mack The Knife verwart winnaarszweet met angstzweet. Een misvatting die, Daum indachtig, ongetwijfeld op goedkeuring kan rekenen van het management. De organisatie is heilig, zowel op als naast het veld.

Dat denken staat haaks op het gepassioneerde voetbal waarmee Club tienduizenden Vlaamse voetbalharten veroverde en Europese toppers wegblies op Olympia.

Club is d(i)e weg kwijt. De voorbije jaren gedroeg het zich op de transfermarkt als een losgeslagen vrouw in een schoenenwinkel: een overvloed aan aankopen, getuigend van weinig visie en niet noodzakelijk op maat. Kujovic bv. bewijst keer op keer hoe overbodig de transfer van Jorgacevic was.

Hiermee irriteerde de trots van Vlaanderen nogmaals onnodig de Gentse aartsvijand. Bovendien haalde men met het losweken van Leekens de onvrede van heel voetbalminnend België op de hals. Profileringsdrang van de suits die Club tot een echte duiventil ombouwden. Een misplaatst eerbetoon aan wijlen Antoine Vanhove.

Deze bollebozen met ballen trapten Club naar de moderniteit, wat zorgde voor een opgefrist stadion, een doorgedreven commercialisering en intensieve communicatie met het blauwzwarte legioen. Maar het nieuwe Club gedraagt zich als een beursgenoteerde multinational, waar jobzekerheid en langetermijndenken niet passen binnen de drang naar instant success.  

In die Brugse bestuurskamer dwingen gedateerde adelbrieven meer geloofwaardigheid af dan een algemeen gewaardeerde offensieve voetbalfilosofie. Vreemd, gezien het ondernemend karakter en de Amerikaanse achtergrond van deze bonzen. 

Koster kreeg zijn ontslag na veelvuldig geklungel van de jongste Club-defensie ooit. De voorbije kwaliteitsinjectie werd hem, als beschermeling van het oude bestuur, niet meer gegund. Het aristocratische voetbal onder Koster miste de geur van werkzweet, maar oogde veel Brugser dan wat Club onder Leekens ooit zal brengen.

Onder het bewind van de Zeeuw waarde er een zweem van romantiek over Jan Breydel, die in schril contrast staat met het cynische Leekens-spel dat haar punten uit stilstaande fases en counters haalt. Ijskoud resultaatvoetbal dat in de winter voor de nodige sneeuwblindheid zal zorgen. Onmogelijk om negentig minuten naar te staren.

Met een stormram als voorzitter en een betongieter als trainer is er een nieuw fundament - voorlopig nog op Brugse grond - doch nauwelijks verankerd in de blauwzwarte harten. Mits enig geluk kan je succes kopen, maar liefde groeit niet uit een afwachtende houding. Het blauwzwarte pad loopt van oudsher voorwaarts. 

Met hetzelfde excuus als Daum - 'Club is nog niet klaar om dominant te spelen' -  veroordeelt Leekens de Brugse banken tot inspiratieloze vertoningen. Een dwangbuis voor een talentvolle groep. Het is alsof Papa Georges zijn mooie 18-jarige dochter een uitgaansverbod oplegt. 

Het nieuwe management zorgt overal voor spektakel, behalve op het veld. Als barbaren rondden ze de afbraakwerken van de blauwzwarte monumenten af, dat met het ontslag van Ceulemans onder D'Hooghe was ingezet. De bulldozer van Verhaeghe veegde het hele blauwzwarte erfgoed van de voetbalkaart.

Wat overblijft is een holle beschaving, waar Twitter en ClubTV voor een hechte band en een hernieuwde Club-identiteit moeten zorgen. Die blauwzwarte eigenheid vat je echter niet samen in een Coca-Cola slogan, maar toon je wekelijks op het veld.

No Sweat, No Glory is een zeepbel die voorlopig weinig publieksdoelen bereikt en een weinig attractief traject aflegt. Het gefluit van woensdag herleidt de zeepbel tot louter gebakken lucht. Geen woorden, maar daden. Leve Blauw en Zwart.

Dr. Blokfluitbibber


De eindexamens in het middelbaar liggen al even achter de rug. Gelukkig maar. Mijn 13-jarige onderbuur probeerde via een plotse opstoot van speeldrift alsnog harmonieus geluid uit zijn blokfluit te krijgen. Tevergeefs. Het heerlijk melodieuze Zweedse gekibbel uit Solsidan werd heel juni vakkundig verkracht door de maagdelijke lippen van een nerveuze puber. 'Oervals', luidde de naakte waarheid. Regengekletter op het terras, schelle toonladders door de schouw. Thuiskomen, genieten.

Bovendien vormt mislukt blokfluitgeluid de soundtrack van mijn angstaanvallen in de 2e Latijnse B. Na een bevredigend openingsjaar op het elitaire Jan-van-Ruusbroeckollege, waarin ik enkel tijdens Plastische Opvoeding continu naar de klok keek, diende zich het eerste traumavak aan: Muzikale Opvoeding. Na uren luisteren naar de Vengaboys, Savage Garden en de Marshall Masters beschouwde ik me als muzikaal volwassen. Tot ik een partituur mocht ontcijferen.

Dat bleek al even onmogelijk als de cosinus van een dode hoek berekenen. Waar nerds op woensdagnamiddag met hun opgewonden vingers piano's en cello's bespeelden, omhelsde ik met m'n rechterhand de grip van een Snauwaert-tennisracket. Een slice wist ik op elke snaar te onderscheiden, maar een do herkende ik enkel in de Simpsons.

Van topper naar nietsnut, dat zorgde uiteraard voor de nodige nervositeit. Doktersbezoeken omwille van vreemde buikpijn waren klassieke kost op maandagavond. Bij ongeloof van ouders en arts stak ik me op dinsdagmorgen tijdens de speeltijd, voorafgaand aan het verachte derde lesuur, weg in het toilet. Mijn voetbalteam moest het weer met een man minder stellen, terwijl de econoom weer wat rollen wc-papier mocht bijbestellen.

Gedreven door een vroeg verantwoordelijkheidsgevoel slenterde ik met het hoofd tussen de schouders toch nog richting schandpaal. Het muzieklokaal, drie verdiepen hoog. Bevreesd voor een klassikale afgang, omklemde ik mijn beige Gewa-blokfluit als was het een eeuwenoud gouden relikwie. Helaas. Al bibberend blies ik Emilia's 'Big Big World' op tot een nummer waar alle samenhang uit was weggestoten. Met het gegrinnik van m'n klasgenoten als achtergrondkoor.

Ik walgde van deze wereld waarin uiterlijk en verstand niet toonaangevend waren. Bebrilde draken tuitten hun kurkdroge lippen en werden warempel prinsessen. Gelukkig duurde deze martelgang slechts 50 minuten. De bel die aan het einde van de les schalde, klonk als de gong naar het paradijs.

De demonen verlieten echter de dinsdagmorgen toen ik met met een A-attest en 63% voor MO richting tweede graad mocht. Mevrouw Pillaert zag in m'n eeltplekken op m'n rechtervingertoppen blijkbaar sporen van noeste fluitarbeid. Dat klopte, maar niet met het voorwerp dat zij in gedachten had. Ik zette m'n hand immers vooral naar Barbie Girl, opgewarmd door ballen bol van effect. Tennissen en trekken waren mijn puberale hobby's, al schreef ik dat laatste niet in vriendenboekjes.

In de zomer van 1999, de mooiste ooit, won Armstrong zijn eerste Tour, scoorde Scoop met 'Drop It' haar enige hit en poetste ik eind augustus mijn fluit op tijdens de laatste zwoele zomeravond. Het marteltuig behoorde vanaf dan m'n broer toe, die ook in 2MC niet aan MO ontsnapte. De vloek van Pillaert waarde een jaar langer door de familieaders. 

Na mijn mislukte speekselstunts op de blokfluit verschoof mijn bekommernis naar het toestelturnen op donderdagmorgen én hoe ik in godsnaam die andere fluit moest gebruiken. Dat vormde een hardere noot om kraken, bleek na mijn eerste consultaties als Dokter Bibber.

Verhef het volk met de Cultuurwaardebon



Het cultuurseizoen nadert zijn einde. Ik aanschouwde toppers als Noel Gallagher, Raphael Saadiq en Josse De Pauw op onze hoofdstedelijke bühnes. En dat met een serieuze korting.

Met de cultuurwaardebonnen van de VGC kan je immers drie keer op een cultuurseizoen beschaving beleven in Brussel aan een sterk verminderd tarief. Niet alleen burgers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar ook inwoners van de 19 gemeenten uit de Vlaamse Rand kunnen deze bonnen aanvragen. Een mooie aanzet om de algemene scepsis die er rond Brussel heerst via de zachte culturele weg aan te pakken.

Maar het kan beter. Ruimer vooral. Slechts een beperkte groep Brusselse ingewijden kent deze cultuurbon. Namelijk de cultureel onderlegde Vlaming. En die heeft geen nood aan bijkomende impulsen om naar de KVS of het Kaaitheater te trekken. Dankzij een voortreffelijke mond-tot-mondreclame verlichten zij de kosten van hun reeds uitgebreide culturele agenda.

Als de VGC zich echter als écht lokaal bestuur wil profileren, dient zij met dergelijke impulsen een breder publiek te bereiken. Afficheer daarom dit ‘zo goed als gratis-verhaal’ doorheen Brussel. Wees gerust, het volk zal het merken. Vlaanderen kent een rijke culturele traditie. Hoog tijd dat ook de Brusselaar hiervan proeft.

En laat onze ambitie verder reiken. Ook de Vlaming uit verdere oorden dan de Vlaamse Rand moeten we bij z’n haren naar z’n hoofdstad trekken. En uiteraard gaat dat het vlotst via de portemonnee. Budgettair moeilijk haalbaar in deze barre tijden, dat klopt. Maar ook in een harde besparingshand mag er ruimte zijn voor een Brusseltoets.

Ook ik ging met mijn Vlaamse kruideniersmentaliteit achter deze cultuurwaardebonnen. De vriendelijke dame achter het onthaal vertelde me echter dat de printer kapot was. En dat de technicus van dienst ziek was. De VGC gedraagt zich dan toch meer en meer als een écht lokaal bestuur in Brussel. Vlaanderen verankert zich in haar hoofdstad. Een ware geruststelling.

De lijkbleke intrede

Ik hou van mijn vader, maar vergeef hem twee zaken nooit. Zijn twee goals tegen Club Brugge en mijn sneeuwwit vel dat ik al sinds mijn puberteit als een boetekleed over me heen draag. Als kleuter waan je jezelf nog een stoere witte ridder die met de nodige schreeuw om aandacht zandkastelen bouwt. Maar vanaf de eerste puistjes begraaf je jezelf het liefst onder dat zand.

Zo ook afgelopen pinksterweekend op de Siësta Beach Club in het mondaine Knokke-Zoute. Het klinkt alsof de sereniteit er zomaar aanmeert. Maar ik voelde me er op het drukste kruispunt van Bombay. Op het spitsuur. Ongenadige blikken, verborgen achter peperdure pilotenbrillen, bombardeerden mijn welbehagen. Ray-banbliksems. Een stortvloed van napalm bij de rosé.

De hele winter had ik me nochtans afgebeuld om de aandacht van m'n kleurenkwaal naar m'n karuur te verleggen. Maar drie meiweken antibiotica leverden misschien wel een frisse neus op, het bijbehorende spierverlies bezorgde me een depressie op doktersvoorschrift. Ik arriveerde op het Knokse strand als een Lada op de Mercedes-stand van het Autosalon.

Kunstmatige hulp vanuit zonnebankcentra weiger ik. Nochtans worden deze gerund door pitspoezen die je olievoorraad eigenhandig op het juiste peil brengen. Botergeil, maar de wip niet waardig. Hun Braziliaanse tunnels vormen een no-go zone voor mijn universitair geladen zaad. Op hun druk bereden asfalt dat her en der al scheurtjes vertoont, dreigt een torenhoge tol in de vorm van alimentatiegeld. Vreselijk elitair VDV? Niet zo neerbuigend als hun oordeel over mijn huidskleur. Racisme uit de gepiercete onderbuik van de gebruinde samenleving.

Met m'n Yacht Week-polo als beschermhoes kwam ik het eerste uur in Knokke-Zoute zonder kleerscheuren door. Tot ook deze Einzelgänger voor de groepsdruk en de temperatuur bezweek, overmoedig na de achtste Magnum-fles. De collectieve blik op mijn kathedraal in heropbouw voelde aan als een groepsverkrachting. Ogen dicht en doorbijten, fluisterde ik mezelf toe.

Dat was buiten de camera's en deze rake opmerking gerekend: "Ik ben blij dat ik iemand ontmoet heb die bleker is dan mezelf." Ik voelde me als Pater Damiaan na een jaar intensief gerollebol op het strand van Molokai. Bovendien kreeg mijn weelderig borsthaar - het ultieme afleidingsmiddel - de status van schaamhaarstruik toegewezen.

Kortom, ik maakte als keizer zonder kleren een lijkbleke intrede in Knokke. Tot overmaat van ramp vuurt de pen, mijn belangrijkste wapen, er met losse flodders. De lectuur beperkt zich tot Cosmopolitan, echtscheidingscontracten en Viagra-voorschriften.

Nu schrijf ik dit stuk in de tuin van oma, waar ik in alle rust het pad der halve naaktheid bewandel. Op weg naar het gebruinde geluk. Benieuwd hoeveel zomers ik daarvoor nodig heb. Hier krijg ik alleszins geen veroordeling aan mijn zwembroek voor mijn gebrek aan een gebronzeerde sixpack, maar krijg ik ouderwets onder mijn botten als ik mijn bord niet leeg eet. Het verstand komt met de jaren, mijn kleurtje allerminst.

Pump Polizei

Lelijke vrouwen maken massaal misbruik van de naaldhak. Met dit toverstokje trachten ze alsnog de aandacht te gijzelen. Deze volksverhakking bezorgt de samenleving een dagelijks arsenaal aan ontgoochelingen.

Stel: je zit als man rustig de krant te lezen, alleen op een bankje in het lentezonnetje. Je bent verzonken in een uitstekende column. Tot ritmisch getik de stilte vult. Tak...tak...tak. Jouw blik klimt van letters naar cijfers. Heupomtrek, borstgrootte, leeftijd.


In deze situatie krijg je drie mogelijke scenario's:

a) Killer heels, killer looks. Naaldhakken die jouw hart doorboren. Air on the G string begeleidt het sensuele getik. Van naaldpunt tot bips: a highway to heaven. Schuldig aan schoonheid vormt het vonnis van jouw spoedproces. Met veertien centimeter als moordwapen én als bewijsmateriaal.

b) Geen naaldhak, maar een zak in een streepjespak op luid Italiaans leer. De patser wil met lawaai zijn plaats boven het maaiveld bereiken. Stak vroeger ongetwijfeld kaarten tussen z'n fietsspaken. Ik doorprik echter die decibels en keer met een monkellachje terug naar De Standaard.

c) Standaard is jammer genoeg de derde optie. Ondermaats vrouwelijk Vlaanderen, de attentie onwaardig. Eist de aandacht op met goedkoop geweld. Met hakbijlen van Taiwanese makelij slaat ze prille dromen stuk. De jagersblik, zwanger van verwachting, eindigt in een miskraam. Gevoed door slecht vlees.
Deceptie treedt op bij beide partijen. Terwijl jouw kopje naar beneden duikt, druipt zij in het dwaallicht af. Een fiasco op stilleto's, tippelend op valse noten.

Via een algemeen verbod op de naaldhak voorkom je deze frustratie. Maar laten we menselijk blijven en - in principe - iedere vrouw haar fractie glorie gunnen. Daarom pleit ik voor een belasting op pumps, het meest populaire model. Hiermee spijzen we de lege staatskas én schakelen we een grote groep onruststooksters uit.
Mooie vrouwen genieten een recht op vrijstelling, uitgereikt door de Hoge Raad voor Schoonheid. Uiterlijke parameters verdienen een hoofdstuk in het Staatsblad. Wetten horen immers de samenleving te reflecteren.

Vanuit het veld kreeg ik overigens de vraag of er een maximale leeftijdsgrens op het gebruik van de naaldhak moet gelden. Hoewel een bilpartij na drie kinderen doorgaans belabberd degradatievoetbal afhaspelt, ben ik hier geen voorstander van. Het ontneemt de dames die succesvol de tand des tijds hebben doorstaan, de kans op een toy boy. Dit wetsvoorstel laat deze golden girls de ruimte voor een terechte troostprijs na een mislukt huwelijk.

Een speciale Pump Polizei zal het straatbeeld vrijwaren van naaldhakmisbruik. PP, kortwiek mokkels die op wankele basis aandacht opeisen. Breng ze met de voeten op de grond en haal hen uit hun luchtkasteel. Steek ze in ballerina's waarin ze zich perfect prinses kunnen wanen, zodat de teleurstelling ons niet langer tegemoet treedt.

Aan wie zich nu aangesproken voelt: wees gewoon platvoet en word ieders vriendinnetje. Gun échte godinnen de extase van de naald. Zelfkennis is het hoogste goed, ook tien centimeter lager.

Stille Week in Oslo

Oslo rond Pasen: oersaai. Lege straten, stille clubs, gesloten shops. Enkel de stationsbuurt en de toeristische hotspots kennen wat bedrijvigheid. Eens je uit die weinig inspirerende cirkel trekt, kom je in een spookstad terecht. Van Majorstuen tot Grünerløkka: levensloos. Een Stille Week in Oslo.

Zouden de Noorse hoofdstedelingen een bombardement vrezen van de paasklokken? Op 9 april 1940 deden de Duitsers het hen voor, wat een trauma werd voor het vredige Oslo. Feit is dat iedereen vanaf de brede middenklasse Oslo ontvlucht tijdens de paasperiode. Schuilen doet men in knusse winterhuisjes in Trysil of Hemsedal.

Nou ja, schuilen. De Noren genieten er volop van het einde van de winter, zo blijkt. Skipret op latten gevoed door tursjokolade en appelsin. Na het zweet volgt het zwelgen in alcohol. Men zet de lente feestelijk in met vrienden of familie én een bruine teint.

Al wordt geel even de centrale kleur in de bergen. Voor de Noren vormt Pasen nog een echte traditie. Bij ons in Vlaanderen is het geen paasweekend, maar het weekend van Parijs-Roubaix. Met Boonen als paashaas. Voorlopig weegt Boasson Hagen te licht om die rol over te nemen.

Ikzelf vierde Pasen dit jaar in Lillehammer, het geboortedorp van de getalenteerde Noor. Een snuggere ingeving van mijn lokaal liefje. De Olympische gaststad van 1994 is ondertussen ingedommeld tot een doorsnee gezellig Noors stadje. Het is Lillehammer gegund. In tegenstelling tot Oslo, dat als hoofdstad een continue gastfunctie dient in te vullen.

Maar met Pasen maakt het de gastvrije Noren niets uit. Vanaf woensdagmiddag is iedereen in vakantie en start de exodus. Enkel immigranten en werklozen blijven
dan achter in Oslo. Aan de bar jaag je op spoken in plaats van op Noorse nymfomanen. Wie wil genieten van een bruisend (nacht)leven, bereidt zich best op een kruistocht voor.

Niet bepaald de stad die in de reisbrochure werd aangekondigd. Logisch dat voor deze periode goedkope vliegtickets uit de lucht vallen.
Maar genoeg gezeurd. De verveling slaat er enkel met Pasen toe. Het is stilte voor de sociale storm, die in de lente stevig opsteekt. Werkelijk iedereen laaft zich vanaf dan aan de schuchtere zon in de vele parken. Oslo herleeft.

Ghost Town Oslo, Norway is een mythe die alleen tijdens de Heilige Week werkelijkheid wordt. In tegenstelling tot Ghost Town Oslo, Florida. Gesticht in 1883 door Noorse pioniers, vandaag verlaten door vriend en vijand. Niemand die wacht op een herrijzenis van dit vergeten gat.


Deze blog staat ook op Scandinavische Stukjes.

Zweedse Dienstmaagden in Oslo

Je scheurt jouw broek aan een cafébezoek in Oslo. Voor een doorsnee pint, alles behalve van Belgische kwaliteit, moet je al gauw 70 Noorse Kronen (zo'n 9€) ophoesten. Dat doe ik echter met plezier.

In de Noorse hoofdstad is de kans immers groot dat je gracieus wordt bediend door een Zweedse serveuse. Beeldige langbenige blondines gewapend met een hagelwitte glimlach en een wensboekje om jouw verlangens te noteren, dartelen rond in de knusse koffiehuisjes en trendy bars. Al tracht de plaag 'Bar Service', welig tierend doorheen heel Scandinavië, de benen af te snijden van deze sensuele zucht die mijn blik ongenadig dirigeert.

Hoe het ook zij, keer op keer baadt mijn Akvavit na een spurtje vlinderslag in het intieme kaarslicht dat zielsrust heeft gevonden in de diepzeeblauwe irissen van mijn dienstmeisje. Een natte droom, voorzien van gratis water. Kraantjeswater, weliswaar.

Afruimen doen deze prinsesjes sowieso. Alsof het diamanten muiltjes waren, masseren ze jouw glas richting afwasbak. Nà jouw koninklijke permissie uiteraard. Zelfs de schotelvod hanteren ze als een zijden doekje. Met hun mantel der liefde bedekken ze jouw gesmos. Voor dit naspel hou ik met volle goesting m'n ogen open.

Maar laten we vooral bij de zaak blijven en de sociologische kant van dit fenomeen bekijken. Noorwegen besteedt haar jobs in de horeca massaal uit aan buitenlanders. Blijkbaar hebben de Noren ondertussen teveel olie in handen om een dienblad vast te kunnen houden.

Geen nood echter. Zweedse jongeren stellen zich in grote getale kandidaat voor deze handenarbeid. Het leeuwendeel komt net van de schoolbanken of is blut na een wereldreis. Deze trekvogels jagen op het goud van de valutamarkt, de Noorse Kroon. Hiermee willen ze nadien hun studies of nieuwe trips te bekostigen.

De Noren noemen hen inmiddels al spottend 'nieuwe Polen'. Dat is evenwel een Swiffer te ver. Vooralsnog bevolken vooral échte Oost-Europeanen de kuisploegen. En op bouwwerven vertoeven Zweedse gastarbeiders ook niet, al steekt er genoeg cement in hun haar om een wolkenkrabber te construeren. Maar ze werken wél naar Pakistaans model massaal in nachtwinkels à la Seven Eleven.

Na eeuwenlange Zweedse overheersing genieten de Noorse oliesjeiks bescheiden van de nieuwe hiërarchie. Master and Servant in Scandinavië, anno 2012. Maar deze Zweedse generatie couldn't care less. Ze draaien enkele jaren hun botten af en keren dan met een bankrekening vol Noorse kronen huiswaarts. Als dit feestvolkje tenminste niet teveel geld heeft verbrast in haar eigen nachtelijke escapades.


Vrijwel dagelijks, maar vooral op zondagavond (bransjen dag) nemen de partysvensker immers het uitgaansleven in Oslo over. Dat gaat vaak gepaard met het nodige (straat)rumoer en allerhande kattekwaad. Terwijl Noors Oslo wegdroomt van Olympisch langlaufgoud, gaat Zweeds Oslo volledig los op een efterfest (after party).

En daar hebben de brave Noren het moeilijk mee. Veel bars hebben een officieuze minimum leeftijdsgrens van 28 jaar, waarmee men onder meer dergelijke verdorven meutes wil afwenden. Met de nodige ironie pleiten de moegetergde Noren zelfs voor een gedwongen terugkeer van deze 'probleemgroep'.

Niettemin vormen deze arbeidsmigranten een voorbeeld voor anderen. Wie geen werk vindt in eigen land, kan in de Schengenzone makkelijk elders op zoek naar een baan. Het is markant hoe werklozen in het zuiden van België de taalgrens als een Berlijnse muur beschouwen. Een kerktorenmentaliteit waar de Zweedse dienstmaagden geen last van hebben. Zij verzamelen stempels op reispassen in plaats van stempelgeld.

In het spoor van hun voorouders gaan deze hongerige Zweden westwaarts op zoek naar werk. Daarvoor hoeven ze niet langer wekenlang op een schip richting de Verenigde Staten, maar nemen ze vanaf de Zweedse westkust simpelweg de trein. Arbeidsmigratie voor beginners. Met hun moedertaal kunnen de Zweden overigens perfect terecht in de Noorse dienstensector. Niet alleen horecapersoneel, maar ook verpleegsters trekken massaal richting Noorwegen. Hoog tijd voor mijn eerste spuitje.

But word gets around. Nu zouden zelfs Spanjaarden en Grieken, niet bepaald gezegend met rooskleurige jobperspectieven in eigen land, overwegen om werk te zoeken in het hoge Noorden. God, bespaar me dat. Ik krijg m'n latte graag voor hij koud is.


Deze blog staat ook op Scandinavische Stukjes.

Délial, The Yellow Time Machine

Nauwelijks lente en al de eerste scheut zonnecrème over m'n torso gestreken. Een hoogtepunt dat vroeger dan verwacht komt, een man kan er zowaar van genieten. Ik onderga deze premature zomerlozing in de tuin van m'n geliefde grootmoeder. Gezegend met een zuiderterras, vrij van Antwerpse streken. Een warmtegloed uitgestrekt over een hemelsbreed tijdsspectrum, van de Zevende Dag tot de demarrage van Tom Boonen. Zondag.

Omalief zweert van de BRT tot Ijsboerke bij traditionele merken, wat maakt dat Délial dit jaar mijn melkwitte bast mag ontmaagden. Als ik de fles omdraai, prikkelt de geur van het plakkerige goedje me als de korrels van een zandloper.

Deze gele bus is een plastieken tijdscapsule. Met factor 20 voert ze mij twintig etmalen vooruit naar het eerste mouwloze weekend aan de Vlaamse kust. Nippen van rosé tussen winterwitte vingertoppen. Koketterie met de handrem op.

Maar deze Yellow Time Machine werpt me vooral twintig jaar terug. Naar overspoelde zandkastelen in Wenduine tot bijensteken in m'n onbehaarde tepeltjes. Naar eeuwige palletrecords op Spaanse stranden tot zone(n)vreemde borsten. Treurnis, pijn, glorie, fascinatie. Smeren en slikken. Nooit gedacht dat plastic zoveel diepgang kon bevatten. Meerlagige nostalgie aan 14,95€. Een bassin vol emoties aan een etalageprijs.

Op de vloed van Délial drijf ik stroomafwaarts naar begin jaren '90. Délial triggert enkel dat tijdsvak, net als bepaalde ijsjessmaken eeuwig verbonden blijven aan een gesmolten epoque. Vanille voor een makkelijke peuter. Straciatella voor een puber wiens tong zuiderse toertjes wil maken. Speculoos uit volwassen honger naar een goedgelovige geest. Hoorntjes kraken op de pickup van een hartverwarmend ijstijdperk en laten kruimels na op het uitgetekende levenspad.

Maar Délial meert niet aan in mijn puberteit. Met de gebronzeerde goden Maldini en Nesta als pronkstukken van mijn favoriete Squadra Azzura was toen een bruine tint mijn hoofddoel. Zonnecrème verbleekte tot smerig spul voor de grijze massa. Rood vervelt immers tot bruin. Toch?

Beïnvloed door de witte kaakstrepen van tennisidool Patrick Rafter greep ik echter weer naar de fles. Een blauwe bidon Nivea meer bepaald. Na de eerste puberale krassen op de ziel kon ik wel wat bijkomende verzorging gebruiken.

Maar hoezeer Nivea me ook hydrateert, I'm still in Délial about my past. Zorgeloze strandpassages zonder twijfels over kleur, sixpack of okselhaarlengte. Nu staar ik rusteloos naar het water wachtend tot m'n roeping aanspoelt. Een reddingssloep vol begerige vikingvrouwen, dat lijkt me wel wat.

Spijs de hongerigen en herberg de vreemdelingen. Met deze twee werken van barmhartigheid kom ik ongetwijfeld in de hemel terecht. Benieuwd of ik me daar ook nog moet in smeren, zo dicht bij de zon.

Metromuzikanten


De Brusselse metro. Heroïnespuiten, falende roltrappen en rochelende stadsbendes tussen bekladde muren en slecht verlichte dode hoeken. Hordelopen over de uitgetelde zwervers, die zich neerleggen bij hun troosteloosheid. Horizontaal, zeven letters: MISERIE.

Al mag ik mezelf gelukkig prijzen. Als goedbetaalde dienaar van de Vlaamse staat in wording betrek ik een appartementje in de buurt van ambtenarenlijn 5. Geen crapuul, maar samenscholende stewards beschermd door toegangspoortjes. Gloednieuwe metrostellen, volgepakt met expats en andere ingeweken gediplomeerde rijkdom, verbinden het welgestelde zuidoosten van Brussel met de Wetstraat.

De Brusselse dorpsraad verwarmt deze vetgemeste kontjes met leren zitjes in de hoop het imago van hun belangrijkste baronieën in het buitenland te verbeteren. Bockstael en andere banlieues are nothing. Image is everything.

Ik hecht ’s morgens vooral belang aan rust. Een hele dag in feite. Daarom neem ik de metro juist ná het spitsuur. Met wat geluk vind ik een vrije zitplaats om in alle stilte en comfort m’n dagelijkse tien Zweedse woordjes te leren. En met nog meer geluk trek ik de frisse aandacht van een Scandinavische stagiaire.

Op de metro regeert doorgaans een gewijde stilte. Het perspectief op een lange werkdag werkt verlammend. Bovendien is het GSM-bereik ondergronds van een Brusselse kwaliteit. Slecht. De tongen houden zich nog even koest alvorens ze zich al slijmend richting loonsopslag laveren. Belhamels slaan elders hun eerste geeuw na een half uur bestorming van de Bastille. Hier heerst een onderaardse omerta.

In die kloostersfeer stort ik me op ‘preventivmedel’, wat voorbehoedsmiddel betekent. Ik heb het juist voor de zesde maal binnensmonds uitgesproken of ik hoor achter mij: “Bonjour, mesdames et monsieurs, une chanson specialement pour vous.”

Fuck, daar gaat m’n goedemorgen. Ik kijk op en zie een breedlachse gypsy in een donkergroen bomberjacket…gewapend met een krakkemikkige gitaar. Hij brengt een naar verluidt opgewekt deuntje, dat ik vanwege zijn schabouwelijk Engels niet kan benoemen. Een zigeuner met een zwak zangtalent. Weer iets wat onze fiere hoofdstad precies nodig had.

De vocale marteling duurt gelukkig slechts een minuut. Een door Bulgaarse tabak vergeelde hand smeekt om een koperen beloning. Ik sla m’n ogen neer op m’n woordenboekje, terwijl ik stiekem kijk wie er wél kleingeld schenkt. De barmhartigen vervloek ik met m’n donkerste blik. Collaborateurs zijn het. Stille aanhangers van aanslagen op de hoofdstedelijke rust. Smijt die Samaritanen de sporen op.

Ook de metrobestuurder wil niet weten van onrust op zijn bommelding. Hij tracht via de intercom de nozem weg te jagen: “Il est interdit de jouer de la musique dans le métro.” De klant staat centraal bij de MIVB. En dat is die mafketel zonder ticket niet.

Vergeet de Kalashnikovs aan de Hallepoort of de messen aan Simonis. Gypsies met ukeleles rond de schouder vormen de grootste dreiging voor de vrede in het hart van Europa. Zij tasten het zenuwstelsel van de politieke besluitvormer aan. Een luide ondergrondse kanker die de visionaire geesten van Schuman tot Warandepark sloopt.

Daarom: ontneem deze Balkan Bastards hun wapens. Hervorm ze tot entertainers in rusthuizen, herwerk ze tot zigeunersticks. Zet ze terug op treinen richting het oosten. Maar houd ze vooral van mijn metrostel. Of ik werp me er binnenkort onder.

Gossip Guy


Ik ben een man, volbloed hetero en kijk naar Gossip Girl. So what? We hebben allen recht op onze portie kitsch. Maar vergis je niet, GG is zoveel meer dan dat.

Allereerst garandeert GG je een vlotte babbel bij massaal veel vrouwen. Een killerrecept tegen pijnlijke stiltes. Maar let op jongens, overdrijf er niet mee. Weten welke boxershort Nate in aflevering vier van seizoen drie draagt, is een no go.

Je kent de reeks, je kijkt er wel eens naar als je vrouwelijk gezelschap hebt (dat bewijst jouw populariteit én jouw bereidheid om het kaske af te staan), maar Club-Anderlecht met 10 maten en 15 sixpacks draagt nog steeds jouw voorkeur weg. GG gaat niet over politiek, werk of hypotheekleningen. GG is the perfect smalltalk. Waar je - anders dan bij SATC – ook nog iets aan hebt.

GG vormt een elitaire Manhattan cocktail van rake woordspelingen, fantastische settings en bloedmooie mensen. Het weerspiegelt een wereld waar we allemaal stiekem willen bijhoren. “Where most fairytales end, ours merely starts.”

Dat uit zich vooral op de galabals van de rechten en andere semi-snobistische universitaire plechtigheden. Kokette karpers, geil van dubbelgeknoopte dassen, hullen zich in cocktaildresses die ze op een social event in GG hebben gespot...en wanen zich Blair Waldorf.

Kwallen wiens strakke haarsnit in stand wordt gehouden door het inkt van oersaaie codexxen, kopiëren de koninklijke air van Charles Bass. Maar raken bij gebrek aan gelijkwaardige veroveringen niet verder dan zijn drankmisbruik.

Tijdens hun Brusselse jaren laven deze High Potentials zich gewillig verder aan de Fountain of Fake. Bubbels op overprijsde apéro’s aan Châtelain en ranzige rooftopparties aan Louise. Upper East: de amateurliga. Waar arm Vlaanderen eeuwig rond de buitenspelval tippelt.

GG is de tak van de kerselaar die we op de toppen van onze tenen even (denken te) beroeren. De serie teert op gescalpeerde herkenbaarheid en wemelt van de imaginaire evenbeelden. Bitches zijn Blair, megaflirts Serena, charmeurs Nate.
Ikzelf dacht vier jaar lang dat ik Dan was. Uit een bescheiden achtergrond met een gezegende pen zijn weg naar boven banend in patserige milieus. Maar Strombeek-Bever is Brooklyn niet. GG is een spannendere spiegel dan die waar je ’s morgens mee wakker wordt.

Met bovendien betere muziek dan op jouw wekkerradio. The National, The Black Keys en een hele resem indiegroepen passeerden reeds de revue vόόr hun grote doorbraak. Spotify voor gevorderden. Elk nummer past perfect bij de betrokken scène.
Ter illustratie drie topcastings: Chuck & Blair, Rolling in the Deep. Sex on Fire on Times Square. En op de tonen van The Raveonettes: Serena & Trip in a car crash: Lick your lips and fuck Suicide.

Bijwijlen gaat het echter effectief de suïcidale kant op. Als de labiele Eric – Backstreet Boy met middenstreep - weer eens troubles met z’n boyfriend heeft, wil je hem eigenhandig uit het raam gooien. Vanuit zijn bovenste hotelverdieping levert dat gegarandeerd het gewenste resultaat op.

Eric en de wat ongeloofwaardige verhaallijn zijn echter de enige irritatiefactoren. Al worden we ongetwijfeld verblind door de delicatessen die van het scherm druipen, aangevoerd door de ongrijpbare vamp Serena Van der Woodsen.

Wie niet van blond houdt, geilt ongegeneerd op Blair. Eerder arty farty? Hail Vanessa! Zij die op rijper kicken, hebben Lily. En op de grens van het legale vertoeft youngstar Jenny.

Kortom, voor elke happige bek een bevallige trek. Deze Amerikaanse successerie is een doorlopende propagandaspot voor het schoonheidsfascisme. Lelijk speelt een hopeloze bijrol, een nietszeggend decorstuk.

Al dat moois brengt uiteraard afgunst met zich mee. “Ik haat de serie, maar heb alle afleveringen gezien,” vertrouwde een vriendin me toe. That’s Gossip Girl. You hate to love her. Oppervlakkig en diepzinnig als ze is.

But anyway...You know you love me.XoXo, Gossip Guy.