Liefste Serena,
Ik herinner me het als gisteren hoe
jouw vurige verschijning voor het eerst op m’n netvlies brandde. Ik lag op een
Zweedse hotelkamer. Uitgeteld na een intense stadswandeling in Stockholm, waar
ik op elke straathoek m’n droomvrouw dacht getroffen te hebben. Onterecht, zo
bleek enkele ice coffees en al even koude blikken later.
Als een verslagen ridder in het
kingsize bed zocht ik naar troost op het Zweedse tv-net. Troost die Kanal 5 me op
duimbestelling bood. En hoe. In een gouden designer-dress onderging je met de
grootste gratie een spervuur van beschuldigingen afgeschoten door de volrode
lippen van ‘B’. ‘S’ was jouw naam, wat meteen het hele idee van Schoonheid
onthulde.
De blonde lokroep van dansende engelen
drukte op mijn trommelvlies, maar op deze vrijdagavond verdoofde deze Sirene
mijn gehoor. De zapper legde ik opzij, de blazer bleef in de garderobe, het
strijkijzer kaarsrecht. Uitgaan werd een overbodige stap; de vrouw van m’n
leven bewonderde ik vanuit m’n bed. De Gossip Girl Marathon voelde als een
langgerekt orgasme.
Toen Kanal 5 deze tantrische
soloseks voor voetbal onderbrak, lag ik al lang te spinnen van geluk. Dromend
van een toekomst op jou, onder jou, in jou, maar vooral, met jou. Want dankzij
jou had ik de romantiek hervonden, na jaren van platonisch gegeil op
oppervlakkige rechtengrieten. In jouw van mondiale escapades vervulde blik ontdekte
ik een diepgang die geen penetratie evenaren kon.
Bij terugkomst op Vlaamse bodem
besloot ik een dvd-box over jouw leven aan te schaffen. Ik wilde je beter leren
kennen. Al snel bleek je gevoelens te koesteren voor een zekere Dan Humphrey,
die na enkele Cosmo-cocktails mijn broer kon zijn. Ik begon net als Humphrey te
schrijven, knipte m’n donkere krulletjes op dezelfde manier en bediende me van
zijn sarcasme. Ook zijn scherpe kaaklijn lukte als ik maar hard genoeg op mijn
groene Hollywoods kauwde.
Maar toch zag je me niet staan.
Al was dat niet evident van de andere kant van de Atlantische Oceaan. Jouw
vislijn beperkte zich tot de skyline van Manhattan. Alhoewel. Volgens de
geruchtenmolen draaide je in de zomer van 2010 jouw tong in elk lookhol van
Parijs. J’ai pleuré Serena. Oh j’avais trop de peine. Terwijl jij aan de
witte boorden van de Seine-schelmen frunnikte, dumpte ik mijn verdriet in de
Zenne. Voer voor de zoutwatervissen.
Ik was het noorden kwijt tot ik
een Noors meisje leerde kennen. Een topper uit Oslo’s Upper East. En, in
tegenstelling tot jou, zie ik haar als de moeder van mijn kinderen. Een mama
die de zwemzakken van onze kroost wekelijks lucht. Jouw grilligheid in
gedachten trekken ze hun honderdste baantje in schimmelende broekjes.
Maar op momenten dat ik ’s
morgens moet wachten op mijn havermout met kaneel, mijn lattè naar een lait russe
smaakt of mijn übertrendy Mint-shirt gekrompen uit de was komt, denk ik
wel eens aan jou, Serena. En aan jouw personeel dat dit voor enkele schamele
peseta’s per uur perfect in orde zou brengen.
Daarom, hoewel ik nu gelukkig
ben, sloeg het nieuws van jouw onaangekondigd huwelijk me groggy. In momenten
waarin ik het hier en nu verfoeide, vormde jij mijn reddingsboei die met jouw
fraaie rondingen danste op de golven van het onvervulde geluk. Maar nu een
vijandig Canadees schip jou gekaapt heeft, ben je uit mijn horizon verdwenen.
Jouw spoor laat slechts een rimpel achter, als bewijskracht van ons leven, niet
plooiend voor de dood. Maar ik zal dankbaar zijn wanneer ik de vrouw van mijn
leven mag aanschouwen vanuit m’n sterfbed. Binnen 60 jaar, klaar voor de laatste
oversteek.
Farewell, Serena. I know you love me. XoXo