Vanaf dit academiejaar zijn enkel
mensen met een KUL-kaart nog welkom in de Leuvense fakbars. Hiermee komt een
einde aan de eeuwenlange vrije toegang tot het vrouwelijke rechtenvolk. Merci,
Tobback. Het is niet omdat jij jouw Lowietje niet meer recht krijgt, dat je ons
het recht kan ontzeggen op horizontaal plezier met rechtenmeisjes. ‘Enkel KUL, zo
sta ik minder voor lul’ denkt deze steriele Stalin.
Nochtans vormt dit edict een
inbreuk tegen Artikel 1 van het Leuvensche Handvest der Studenten & Alumni
(1431), dat ‘een vrij verkeer van geslachtsgoederen op de Tiensestraat’ voorziet.
Het addendum ‘zonder discriminatie op basis van facultaire oorsprong’ kwam er
in 1615.
De mannelijke rechtenstudenten
schermden immers hun vrouwen rigoureus af tegen elke vorm van interfacultair
contact, uit vrees voor besmet bloed uit vuilbakrichtingen zoals politieke en
sociale wetenschappen.
Na twee eeuwen van inteelt en
advocatenkribbes vol mongooltjes dwong een toga niet langer respect af, maar
diende de witte bef om het speeksel van hun zwakzinnige kroost af te vegen. Om
de zever in pakjes in de rechtbanken op een enigszins aanvaardbaar niveau te
houden, besloot de rechtendecaan zijn fakbardeur te openen voor het plebs.
Blut und Boden veranderde echter stilaan
in Bloed op de Bierbodem. Stevige Cristal-nachten eindigden in vechtpartijen en
glasscherven. Veelal vormde de aanleiding het ongewenst verleggen van de
zijstreep bij de parmantige rechtenjongens.
Toen het volkse bloed niet meer
uit de Burberry-pofbroeken te wassen viel, werd de plebejers in 1650 opnieuw de
toegang ontzegd door het invoeren van codexartikels als codewoord. Dankzij de overgewaaide
ideeën uit de Franse Revolutie werd de fakbar in 1790 evenwel omgedoopt tot ‘Het
Huis der Rechten’, waarbij de deur voorgoed openstond voor iedereen. Tot de
socialist Tobback dus anders besliste.
Met deze maatregel trapt Tobback vooral de eeuwige student op straat. Alumni, geleid door gevoelens van lust en nostalgie, worden nu tot lauwe pinten uit groene flesjes aan 3€ op kleffe afterwork-events gedwongen. Zij gluren niet langer naar de blos van jonge maagden, maar staren naar een overdaad aan blush bij veelgelaagden. De overgang naar het werkleven is geen roetsjbaan meer, maar een ezelstrap naar de hel.
Ik neem dus gedwongen afscheid
van het HDR. Mijn donkere glasbak van gebroken dromen, vervlogen
vrouwengeuren en goedkope 90’s-geluiden. Waar bij wet verklaarde prinsesjes uit
Kortrijk en Sint-Truiden hun werkcollegestress wegdansen op het ritme waarmee
papalief z’n notariële aktes uittypt.
Nooit meer HDR. De marktkramers
op het Hooverplein zullen nimmer nog wegschuiven over het glibberig geilspoor
dat van de Tiensestraat 53 richting Leuven Station liep, alwaar de tocht op de
eerste trein naar Brussel mijn radeloze alcoholadem verjoeg. Maar sinds ik mijn
topper elders gevonden heb, ben ik Oost-Oslo’s doof voor de Lokroep van de
Valkenvrouwen.
Ik schrijf dit pamflet dan ook
voor mijn opvolgers, die met betere openingszinnen en mooiere visitekaartjes de
vrijheid zullen afdwingen om de grenzen van het vrouwelijke rechtenvolk op te
schuiven. Tobback, schenk hen dat recht op geluk. Het recht op een rechtenmeisje.
Or I’ll sue you.