Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Dr. Blokfluitbibber


De eindexamens in het middelbaar liggen al even achter de rug. Gelukkig maar. Mijn 13-jarige onderbuur probeerde via een plotse opstoot van speeldrift alsnog harmonieus geluid uit zijn blokfluit te krijgen. Tevergeefs. Het heerlijk melodieuze Zweedse gekibbel uit Solsidan werd heel juni vakkundig verkracht door de maagdelijke lippen van een nerveuze puber. 'Oervals', luidde de naakte waarheid. Regengekletter op het terras, schelle toonladders door de schouw. Thuiskomen, genieten.

Bovendien vormt mislukt blokfluitgeluid de soundtrack van mijn angstaanvallen in de 2e Latijnse B. Na een bevredigend openingsjaar op het elitaire Jan-van-Ruusbroeckollege, waarin ik enkel tijdens Plastische Opvoeding continu naar de klok keek, diende zich het eerste traumavak aan: Muzikale Opvoeding. Na uren luisteren naar de Vengaboys, Savage Garden en de Marshall Masters beschouwde ik me als muzikaal volwassen. Tot ik een partituur mocht ontcijferen.

Dat bleek al even onmogelijk als de cosinus van een dode hoek berekenen. Waar nerds op woensdagnamiddag met hun opgewonden vingers piano's en cello's bespeelden, omhelsde ik met m'n rechterhand de grip van een Snauwaert-tennisracket. Een slice wist ik op elke snaar te onderscheiden, maar een do herkende ik enkel in de Simpsons.

Van topper naar nietsnut, dat zorgde uiteraard voor de nodige nervositeit. Doktersbezoeken omwille van vreemde buikpijn waren klassieke kost op maandagavond. Bij ongeloof van ouders en arts stak ik me op dinsdagmorgen tijdens de speeltijd, voorafgaand aan het verachte derde lesuur, weg in het toilet. Mijn voetbalteam moest het weer met een man minder stellen, terwijl de econoom weer wat rollen wc-papier mocht bijbestellen.

Gedreven door een vroeg verantwoordelijkheidsgevoel slenterde ik met het hoofd tussen de schouders toch nog richting schandpaal. Het muzieklokaal, drie verdiepen hoog. Bevreesd voor een klassikale afgang, omklemde ik mijn beige Gewa-blokfluit als was het een eeuwenoud gouden relikwie. Helaas. Al bibberend blies ik Emilia's 'Big Big World' op tot een nummer waar alle samenhang uit was weggestoten. Met het gegrinnik van m'n klasgenoten als achtergrondkoor.

Ik walgde van deze wereld waarin uiterlijk en verstand niet toonaangevend waren. Bebrilde draken tuitten hun kurkdroge lippen en werden warempel prinsessen. Gelukkig duurde deze martelgang slechts 50 minuten. De bel die aan het einde van de les schalde, klonk als de gong naar het paradijs.

De demonen verlieten echter de dinsdagmorgen toen ik met met een A-attest en 63% voor MO richting tweede graad mocht. Mevrouw Pillaert zag in m'n eeltplekken op m'n rechtervingertoppen blijkbaar sporen van noeste fluitarbeid. Dat klopte, maar niet met het voorwerp dat zij in gedachten had. Ik zette m'n hand immers vooral naar Barbie Girl, opgewarmd door ballen bol van effect. Tennissen en trekken waren mijn puberale hobby's, al schreef ik dat laatste niet in vriendenboekjes.

In de zomer van 1999, de mooiste ooit, won Armstrong zijn eerste Tour, scoorde Scoop met 'Drop It' haar enige hit en poetste ik eind augustus mijn fluit op tijdens de laatste zwoele zomeravond. Het marteltuig behoorde vanaf dan m'n broer toe, die ook in 2MC niet aan MO ontsnapte. De vloek van Pillaert waarde een jaar langer door de familieaders. 

Na mijn mislukte speekselstunts op de blokfluit verschoof mijn bekommernis naar het toestelturnen op donderdagmorgen én hoe ik in godsnaam die andere fluit moest gebruiken. Dat vormde een hardere noot om kraken, bleek na mijn eerste consultaties als Dokter Bibber.