Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Meet the Defriender


In mijn goldrush naar 1000 Facebook-vrienden slaat een asociaal fenomeen me geregeld terug: het defrienden. Met mijn risin’ mojo waande ik me inmiddels immuun voor deze neerwaartse spiraal, de doodsvrees van onze generatie. Maar cijfers liegen niet: ik verlies vrienden.

De oorzaak? Ongetwijfeld jaloezie. De wekelijkse plakboekupdate van een dolverliefd Noors-Vlaams prinsenpaar levert niet alleen tientallen likes op. Too much love can kill a Facebook friendship. Zo redeneerde ongetwijfeld ook C., die ik vorige week bij toeval opnieuw trof.

Na een kortstondige FB-friendship had ze afgelopen zomer besloten mijn perfect news feed stop te zetten. Ik ontdekte deze wandaad toen C. gevat commentte op een status van een common friend. Uit gezonde interesse hoe het die pientere meid intussen verging klikte ik even door naar haar profielpagina. Of dat probeerde ik toch. 

Zo klinkt althans mijn sociaal aanvaardbare uitleg hoe ik defrienders op heterdaad betrap. De waarheid is echter anders...Ik tracht mijn leven doorgaans wat op te fleuren met het loeren naar bikinifoto’s van meisjes, die ik na een zoutloos dovemansgesprek in een schaars verlicht danscafé 36 uur later heb toegevoegd. Wat me die nacht niet lukte, moest dan maar online gebeuren. 

Wanneer mijn aandacht weer eens wegdrijft van het werkeiland, verkies ik die provinciale heupen als reddingsboei boven het Panini-menu van de Miami Dolphins Cheerleaders. Eens je daar alle cupmaten uit het hoofd kent, kan geen pompon je nog prikkelen. 

Bovendien lijken reeds ontmoete borstjes zoveel tastbaarder op het net. Na 20 keer klikken denk je een band te hebben gesmeed. Als je dan plots niet verder komt dan haar profielfoto, is dat even slikken. Van bijna vaste vriendin naar kersvers defriender.

Honey bees, noem ik deze soort. Ze prikkelen me, proeven even van m’n zoets en gonzen na een sociale doodssteek weg naar een nieuwe stijfsteel. Bij een eventueel wedertreffen gun ik ze mijn blik van herkenning, knik als een volleerde gentleman en schenk hen het zicht op mijn achterste, waarna ik hun naam bijschrijf in mijn zwart boekje. My social shitlist.

Groot was dan ook mijn verbazing toen C., nummer 7 op die shitlist, aan mijn eettafel aanschoof. Blijkbaar was C. wél nog boezemvriendjes met mijn beste vrienden, die ze vrijelijk de ronde geneugten van haar strandvakantie op Bali gunde.

Als hoofd van een tafeltje van vijf drong een babbel met dat ondankbaar wicht zich echter op. Alsof prozac het hoofdgerecht vormde, lachte ik me een breuk met de inspiratieloze humor van deze vriendschapsbreekster en fakete een oprechte belangstelling in haar verhaal dat deed denken aan Jambers in zijn beste jaren. Met een marginaal aan tafel: luisteren maar!

Maar na haar fles rode wijn, de passé-partout van elke dinner party, werd ik even loslippig als Jenna Jameson na haar mislukte vaginacorrectie. In de schuchtere waas van een goedkope Merlot rook ik de restanten van het Facebook-stort waar C. me na een achteloze muisklik had onthouden van virtueel penisplezier.

Gegrepen door de eenzaamheid op dit sociaal kerkhof, doorbrak mijn Facebook-trauma de façade:
“C., niet dat ik kwaad ben hoor, maar denk maar niet dat ik ben vergeten dat je me deze zomer van Facebook hebt gewist.”

“Ooh dat…Ben je nu boos op mij?”  vroeg C. met een toontje en een pruilmondje waarbij ze een ‘nee, natuurlijk niet’ als antwoord verwachtte.

“Nee, natuurlijk niet,”  stamelde ik. Mijn ballen krompen tot het kleinste exemplaar uit de sjiekenbak. Rood van schaamte.

“Ik dacht gewoon dat we elkaar niet meer zouden zien. Maar nu we het vanavond weer zo leuk hebben, voeg ik je morgen opnieuw toe. Dat heb je wel verdiend,”  knipoogde ze. Met m’n gekruiste vingers onder tafel klonken we op deze verzoening.

“Not now, Honey" antwoordde ik een week later op haar vriendschapsverzoek.