Plasvrees
Het eerste festivalweekend zit erop. Van Rock Werchter tot HeeTervuren. Van de hoogmis der internationale rockscene tot een braderij der Belgische bands. Een aanslag op de draagkracht van mijn blaas. Want waar volk is, kan deze jongeheer niet wateren. Slechts in eenzaamheid vind ik het ruime sop op de Gele Zee.
Nochtans vormde plassen quasi een kwarteeuw lang een fluitje van een cent. Als een straaljager landde ik overal ter lande zonder vrees. Drinken, ritsen, pissen. Heerlijk. Nooit onrust in die Björn Borg-boxers. Of toch niet op die manier.
Tot een toiletincident goed twee jaar geleden. Samen met mijn wingman richting plasbak. Althans, dat dacht ik. Zijn gladde air veranderde in een ongeziene ongemakkelijkheid. ‘Wat scheelt er man, die laatste baco er teveel aan?’ grijnsde ik. ‘Ik kan niet pissen met iemand naast mij,’ stamelde hij.
Ongeloof drong zich pertinenter op dan mijn plasdrang. Hij, de vlotte player met een kapsel al even afgelijnd als z’n kaaklijn. Altijd en overal at ease. Zijn visie was mijn visie. Van de marktwaarde van babes met bolle bipsen tot een evenwichtige invulling van de nachtelijke agenda. Zonder overleg met mijn blaas besloot mijn brein tot de onmiddellijke aankoop van plasvrees. Wat voor mijn wingman werkt, werkt voor mij. Solidariteit in de schaamstreek.
Met sindsdien regelmatig fileverkeer in mijn urineleider als gevolg. Dus ook dit weekend in Werchter. De miserie begon vrijdag al omstreeks 17u. De eerste pinten bij Triggerfinger vormden de aanleiding tot het eerste prostaatprotest. De kotjes van Dixie aanzag ik niet als een serieuze optie. Ook een man met plasvrees heeft zijn trots.
Ik dus richting urinoirs. Met roest beslagen ijzer dat nauwelijks verschilt van de voederbakken waar de koeien op andere weilanden uit vreten. Horden halfbezopen festivalgangers met elk een stuk vlees in de aanslag. Al drummend naar de verlossing. Of waren dat de Arctic Monkeys in de achtergrond? Feit is dat deze romanticus hier zijn heil niet zou vinden.
Wachten dus. Tot The National. Hopelijk zou de rauwe melancholie van Matt Berninger me tot het nodige vochtverlies dwingen. Via m’n zuiderslange wimpers die als gracieuze glijbaan dienen voor mijn liquide emoties, welteverstaan. Met twee Noorse dames plots porrend in m’n billen kon ik me dat gezichtsverlies echter niet permitteren. Big boys don’t cry. Al stonden ondertussen ook mijn dijken van dijen op springen. Mijn blaas gedroeg zich bij zo weinig aandacht als een verveeld kind dat mijn hele onderbuikregio wakker maakte.
Tijdens Kings of Leon schreeuwde de hele wei dat ze iemand nodig hebben. Behalve ik, die een toilet echt wel dringender vond. Een afgezonderde plee, bad ik tot God. Krampen die het pijnniveau van appendicitis bereiken, maken het geloof opnieuw aantrekkelijk.
En zo kabbelde de avond onrustig verder. Ik had me al neergelegd bij een dijkbreuk tot een eenzame struik aan de boorden van de Dijle me uiteindelijk van een natte broek weerhield.
Vrouwen doen het liever in groep, ik kan het enkel alleen. Misschien eens het damestoilet proberen?