Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Lamlendig Luxemburg

Zeven weken onafgebroken intellectuele slavenarbeid in het Vlaams Parlement. Een verlofdagje leek op z'n plaats om dat rigoureuze ritme te breken. Het Luxemburgse WTA-toernooi, met haar ongeordend vrouwentennis, bood het perfecte alibi.

De plaatselijke tennishal Kockelscheuer, Letzeburgs voor hanenschuur, zat niet met kakelgrage kippetjes volgepakt, maar werd bevolkt door doodstille bejaarden. Bommen van babes werden er niet verwacht getuige de lakse - zeg maar gerust gebrek aan - toegangscontrole. Yanina Wickmayer paste zich probleemloos aan en zeikte zich als een oud wijf naar winst.

Niet echt warm van het vervelende vrouwenspel - géén Caroline Wozniacki, noch Mandy Minella op het appel - hoopten we het wat heter te krijgen in het Luxemburgse nachtleven. Onze lokale bronnen tipten woensdagavond als hoogtepunt van het afterwork-gebeuren, wat dus als prioritair in de agenda werd aangestipt. Met de Brusselse Place du Lux(embourg) in het achterhoofd, laaide de hoop op een topavondje alvast op.

Hoop doet leven, maar niet in het nachtelijke Luxemburg Stad. Het centrum telt hoop en al vijf bars die naam waardig en leveren geen waar voor hun (duur) geld. Beroering onder het maanlicht moet al van de Duitse inval geleden zijn. Luxemburg 'feest' zoals de financiële wereld er overdag werkt: droog, afgemeten en onaantrekkelijk. Ik vraag me af hoe ze daar een beurscrash verwerken. Op café zal het alvast niet zijn.

Via een verkwikkende ochtendwandeling wilden we de ontgoocheling van ons af stappen, wat in het piepkleine centrum echter niet mogelijk bleek. Alles gezien in een kwartier: ongezien en ongehoord voor een Europese hoofdstad. Ideale wandelafstanden voor de oververtegenwoordigde oudjes. Wie gaat daar de vergrijzing betalen? Juist ja, buitenlands zwart kapitaal.

Genoeg deprimerend materiaal dus om van de Pont Adolphe te springen, ware het niet dat het lege hoofdstedelijke hart omgeven is door imponerende heuvels en rotsen. De gebroeders Schlecks trotseerden deze dagelijks om tot bij de bakker te geraken. Het leverde hen fabelachtige klimmersbenen op, waarmee ze wegsnelden van de dreigende bankierscarrière.

Een weekendje Luxemburg Stad is voor de gemiddelde gepensioneerde een prachtig cadeau, maar als vitale twintiger verkies ik voorlopig toch het échte grootstedelijk geweld. Wie als leeftijdsgenoot het lamlendige Luxemburg verkiest boven het levendige Londen of pompeuze Parijs, kampt nu al met ouderdomsverschijnselen. En leeft als plant in de (rijke) natuur.

Snakken naar Sneeuw


Koning Winter wil dit jaar met strenge hand over Europa heersen. Popelend van ongeduld verstoort de machtsgeile ijsregent het wankele interregnum van kroonprins Herfst. Achter het Ijzeren Gordijn maakt de staatsgreep meteen een sneeuwtapijt zichtbaar, het fluwelen machtssymbool van de witte koning. Oost-Europa droomt nu al van een Praagse lente.

Hoewel het herfstelijke kleurenpalet de schilderkunst naar een onmenselijke schoonheid heeft gestuwd, vormt een uitgestrekt sneeuwtapijt de ware hemel op aarde. Niets anders maakt de godentranen zo tastbaar en innemend. Het witte ijs verlicht de winterdepressie en zet menig herfstverloren hart in vuur en vlam. Een snuifje sneeuw brengt je naar hogere sferen.

Verslaafd aan die hemelse schijn, snak ik naar een staatsbezoek van koning Winter aan de Vlaamse contreien, daarbij begeleid door sneeuw- en knieval. De weergoden schonken ons landje echter een sneeuwongunstig klimaat. De grimmige regen openbaart geen tipje van de hemel, maar levert doorgaans een diepgrijs decor. Godzijdank wierp Erasmus me vanuit het hiernamaals in die oceaan van troosteloosheid een reddingsboei toe, die me richting het sneeuwrijke Scandinavië voerde.

Het heetgebakerde zuiden van Zweden bood me echter in twee maanden winter slechts één dag sneeuw. Het uitgaansgeweld weerhield me bovendien van dit hemelse spektakel bij daglicht. Opstaan voor twee uur ‘s namiddags bleek bevangen door de Erasmus-decadentie immers geen optie. Hoewel de Zweedse zomers ook erg heet kunnen zijn, stroomt het Scandinavische bloed vooral tijdens de wintermaanden net iets sneller door de alcoholvriendelijke aderen.
De noordelijke toekomstdroom Stockholm levert hoe dan ook sneeuwzekerheid. In afwachting van de definitieve verhuis geniet ik hiér van de winter en bijbehorende kortetermijnprojecten. Stijlvol ingepakte vrouwen verblijden mijn vertroebeld zicht vanonder de paraplu. Waar de zomer vestimentair vaak weinig aan de verbeelding overlaat, voedt de winter het mysterie.

Wie laag per laag klasse etaleert, flaneert met een fabelachtige air doorheen de zwaarste winterstorm. Mét botjes en trench coat, uiteraard. Deze dartelende deerne verwijst het grauwgrijze geweld naar de achtergrond en profileert zich als brandend middelpunt in het winterse landschap. This snow is on fire. Van een ijskoude winter krijg ik het alvast bloedheet.

Maastricht, Milaan aan de Maas (?)

De eerste looncheque. Na vier weken hard intellectueel labeur in het Vlaams Parlement werd die hallucinante hersenactiviteit naar waarde beloond. Tijd dus om die politieke portefeuille te ledigen. Stijlrijke shopaholics raadden Maastricht als naburig oord der verkwistend verderf aan.

Wie vanuit Brussel naar Nederlands Limburg wil, moet echter hobbelige Waalse wegen trotseren. Het gebrek aan een arsenaal Vlaamse flitspalen verlicht de zetelpijn, maar een doortocht op de Luikse ring verzwaart sowieso het gemoed. Dat inferno aan grauwheid staat in schril contrast met een hemel aan ruimte eens je een kwartier later de Nederlandse grens passeert. Ook in het uiterste zuiden van hun land hebben onze noorderburen de ruimtelijke zaakjes goed op orde.

Die orde wordt waarschijnlijk grotendeels gefinancierd door een restrictief parkeerbeleid in heel Nederland en het hart van Maastricht quasi autovrij houdt. De frisse ochtendwandeling richting centrum openbaarde niet alleen de herintrede van de herfst, maar ook de comeback van de botjes. Geen Hollands gebrek aan vestimentaire klasse, maar een overdaad aan ‘overduidelijke gevallen van elegantie’ in het Milaan aan de Maas.

Al is dat laatste wellicht wat overdreven, gezien de vele massaconfectiewinkels die Maastricht ook telt. Een Amerikaanse openluchtmall dus? Dat zou dan weer wat te goedkoop zijn, in tegenstelling tot de culinaire prijzen die de schaarse eetetablissementen hanteren. Het Zuid-Nederlandse kruispunt tussen Vlaanderen, Duitsland en Wallonië leverde alvast een bourgondische ontgoocheling op.

Een burgerlijke bevolking die al zangerig door het leven gaat - ondanks een gebrekkige eetcultuur - en fier doorheen haar gezellig klein, net stadscentrum schrijdt met het aanstromende water als vloeibare vriend. Mits wat bijkomend langbening blond geweld, waande ik me opnieuw in het Zuid-Zweedse Malmö.

De joviale Limburgers met dito tongval zijn ook heerlijk eerlijk. Aan de kassa vragen ze ter bevestiging ‘Is dat goed?’ en behoeden ze je op die manier voor de gruwelijkste miskoop, ook al zijn dergelijke vragen overbodige kost voor een stijlicoon als ik. Even zelfbewust en degelijk zijn de Duitse dagjesmensen. Ondanks naburige shop- en cultuurmetropolen Keulen en Düsseldorf vinden onze oosterburen naar aloude traditie probleemloos de weg over hun eigen landsgrenzen heen. Dit keer met wat minder lawaai dan goed zestig jaar geleden.

Alsof de Bevrijding nooit heeft plaatsgevonden, hielden we ons als onderdanige Vlamingen zonder morren aan de avondklok. Geen Maastrichtse nachtelijke escapades dus, wat me van definitieve conclusies omtrent de stad weerhoudt. Volgende keer trachten we toch maar een kamer te bedingen in het ‘Pension de Ponti’ van Eva van Dongen. Een Italiaanse keuken onder de politionele supervisie van haar goddelijk blauwe ogen...De (culinaire) hemel hebben we nog te goed in het Milaan aan de Maas.

Consequent

Consequente Koster. Dat label zit de lenige Zeeuw als gegoten. Consequent in zijn woorden, consequent in zijn daden. Geen gelul, geen gezeik, Club voetbalt opnieuw zonder aarzelen vooruit, zoals het dat sinds mensenheugenis deed. Vijf jaar kleurloze oppositie tegen het Brusselse establishment en de Luikse maffia zorgden voor een welkome herbronning aan de Brugse reien. Back to Bruges’ basics met een coach die zijn spelers laat voetballen en zijn bestuur doet zwijgen. Football Club Brugge is opnieuw een voetballende Club. FCB demonstreert, inspireert en koketteert onder Koster.

Dit in tegenstelling tot die andere twee Belgische grootmachten, die gecorrumpeerd door de macht een spoor van vernieling achter hun koninklijke mantels laten. Standard speelt hierbij niet alleen de (Poolse) man, maar richt in die destructiepolitiek haar vurige pijlen op de hele buitenwereld. De voetbalmaffia aan de Maas voelt zich echter in haar recent vergaarde aura van onaantastbaarheid hoe dan ook niet aangesproken voor haar daden.
Het voetbalinstituut Anderlecht, dat met aanvallende en academische sier ooit Europa charmeerde, is dan weer niet meer dan een vervelend trek-, klaag- en counterinstituut verworden. Midden jaren ‘80 al verloor het fiere paars-wit haar maagdelijke onschuld in omkooppraktijken. Goed twintig jaar later is RSCA ook haar avontuurlijke ziel op het veld kwijt. Macht vervuilt, zoveel is duidelijk.
Dat bleek dus ook in het landelijke Brugge, waar opperbobo D’Hooghe - verblind door de successen onder Sollied - eigenhandig een trainerskerkhof in het leven riep. Met de aanstelling van Koster en het overlaten van de macht, zag D’Hooghe na vijf jaar waanzin eindelijk het blauw-zwarte licht. Na de branden die Keizer D’Hooghe meermaals stichtte, is het nu aan architect Jonckheere om een nieuw Brugge te bouwen. Met meesterstrateeg Adrie Koster aan het hoofd van de Brugse troepen.

Net als de veldheer van het nieuwe Club, is ook het sluitstuk van Club erg consequent in zijn doen en laten. Stijn Stijnen hekelde al langer het gebrek aan professionalisme bij een (Franstalig) deel van de spelersgroep. Nu ook de technische staf - ondanks de nieuwe wind - zich (blijvend) in amateurisme wentelt, stapt Stijnen op. Terecht. Een intelligente lectuur van zijn persverklaring openbaart dat niét het gebrek aan vertrouwen van Advocaat in Stijnens kwaliteiten de (hoofd)oorzaak is, maar hardnekkige idioterie in cruciale geledingen van de bondstop.
Wie dacht dat we na de jarenlange tegenstrijdige verklaringen van het dementerende duo Collin-De Keersmaecker het toppunt qua kinderlijke communicatie achter de rug hadden, kwam vorige week bedrogen uit. De keeperstrainer die openlijk wat ballonnetjes oplaat over de ploegopstelling, daarin bijgetreden door de chef van de Technische Commissie, deed Stijnens overvolle emmer uiteindelijk overlopen. Hopelijk spoelt die stroom van ongenoegen de wankele fundamenten van het amalgaam aan bondsstructuren weg en neemt het in haar zuiveringspad ook de diepgewortelde belangenvermenging aan de bondstop weg.

Die Belgische ziekte wordt echter mede gevoed door een horde weinig kritische journalisten, die mensen als Dury en De Coninck onverkort aan het woord laten. Dury die nauwelijks twee weken na zijn weinig glorieuze dubbelmandaat bij de Duivels, anderen openlijk op een gebrek aan beroepsernst wijst, getuigt van weinig gezond verstand. Wel chapeau dat hij zijn vluchtige passage in de nationale ploeg, achteraf als 'onverantwoord' bestempelde. De Coninck blijft echter ongegeneerd het transferbeleid van heel wat eersteklassers op de korrel nemen, ondanks zijn eigen Roeselaars rampbeleid. Kortom, consequentie zoek in alle geledingen van het Belgische voetbal.

Hoe dan ook, het gebrekkige communicatiebeleid bij de Rode Duivels, waar slag om slinger een stroman van de topclub(s) zijn ongevraagde mening verkondigt, staat symbool voor de bestuurlijke chaos die in het glazen bondsgebouw huist. Nu dat onkuise gedoe eindelijk door een topspeler wordt aangekaart, reageert de bond voor het eerst via de daarvoor aangeduide persoon, namelijk de woordvoerder (Nicolas Cornu).
Als Advocaat echt schoonmaak wil houden, stoelt hij de teamcommunicatie beter op Brugse leest, waar Koster na vijf jaar onbrugse veelspraak de West-Vlaamse kakafonie aan banden legde. Een verademing, dat geeft zelfs de Belgische voetbalpers toe, die zich nochtans jarenlang in luilekkerland waanden aan de praatgrage poorten op Olympia, waar Keizer D’Hooghe de Brugse eendracht verkocht met dure (Latijnse) woorden.

Dat iemand als Dick Advocaat in een dergelijke bestuurlijke en communicatieve chaos wil functioneren, bewijst dat hij inderdaad de meest Belgische onder de Nederlandse topcoaches is. Uiteraard moeten we de happige Hagenees nu nog niet beoordelen, maar het is tekenend dat ook nà zijn aantreden men het nodig vindt de aandacht op te zoeken. Leo Beenhakker, wat Hollandser dan Dick, vond het vanuit zijn rechtlijnigheid niet meer opportuun om te vertoeven in een kot vol kakelende Poolse kippen.

Het haantjesgedrag blijft dus woekeren in de technische entourage en lijkt ook in de kleedkamer verre van verleden tijd. In zijn selectiepolitiek bleek Dick immers geen advocaat van de duivel: Bailly, Fellaini en Hazard werden beloond voor hun ‘sterrengedrag’. Eerlijk is eerlijk: Vanden Borre en Pocognoli haalden de selectie niét. Net als mentaliteitbeesten Daerden, Blondel en Geraerts die nochtans door Dicks assistent 'Kampfschwein' Wilmots ‘als voorbeelden voor anderen’ werden bestempeld.
Met deze selectie, bol van de compromissen, bewijst Advocaat alvast een goede Belg te zijn. Hopelijk schenkt hij de Duivels ook een portie Hollandse zelfbewustheid, wat niet te verwarren valt met misplaatste arrogantie dat de Franstalige duivelse geledingen sinds de Spelen in Peking teistert.

Stijnen weigert zich als een mak lammetje neer te leggen bij de Brusselse en Luikse machtsovername bij de Duivels, schaamteloos geëtaleerd op - of zeggen we beter voorafgaand aan - de Kirin Cup, en stelde zich in zijn verklaring dan ook openlijk vragen bij het zachtjes opzij schuiven van Brugse iconen als Simons, Sonck en hijzelf, Stijnen.
Het moment waarop hij echter een stap opzij doet, valt op z’n minst ongelukkig te noemen. Nu heerst de perceptie dat hij de nationale selectie ontvlucht omdat hij niet zeker is van zijn plaats. Stijnen kennende zal die perceptie hem worst wezen. Net als bij Vandereycken en Vercauteren. Niet toevallig twee protagonisten uit de laatste Belgische succesgeneratie. Niet toevallig twee heren die consequentie en rechtlijnigheid hoog in het vaandel dragen. Ethische waarden die de ondergang garanderen in de moreel zieke Belgische voetbalwereld.

De top van die wereld legt nu haar lot in handen van de getalenteerde, doch disciplineloze jeugd. We gaan een onzekere toekomst tegemoet. Een vaag voorbeeld van consequentie in de Belgische voetballerij.