Twitter

Follow Vanderveeren on Twitter

Kokblockers


Cockblockers. Toen ik het studentikoze Leuven voor het volwassen Brussel inruilde, dacht ik er definitief verlost van te zijn. Cockblockers zijn – meestal - mannen die andere mannen penispret met het andere geslacht onthouden. En dat kan niet. We zijn immers allemaal broeders, toch? Meer vrouwen dan mannen op deze aardbol. Maak dus zelf maar de rekening. Elkaar roet in het eten gooien is voor niets nodig.

Daar hebben heerschappen als Jeroen Meus en Sergio Herman een ander idee over. Met hun keukenkunsten maken ze het ons nog moeilijker dan het al is. Een moderne man hoort te kunnen koken. Dat idee pompen de chef-koks via de beeldbuis er dagelijks op meerdere kanalen in. Vooral Jeroen Meus treft schuld: in dat kinderlijk klinkend Leuvens lijkt kokerellen enkel voor mongolen een opgave.

En daar gaan de vrouwtjes maar al te graag van uit. Elke ‘verloren’ seconde aan het fornuis, spenderen ze vanaf nu aan écht nuttige zaken. Lekker languit in bad bellen naar hartsvriendinnen, diezelfde vriendin nog eens terugbellen voor een nabespreking van SATC en dan een andere vriendin bellen of ze al gehoord heeft dat een of andere klootzak scheefpoept met - zo dacht ze – een hartsvriendin.

Dat manlief ondertussen crepeert van de honger interesseert deze dames hoegenaamd niet. Voor venten die nog volop jagen, is de situatie nog uitzichtlozer. Het simpele datepatroon film-popcorn-bekken volstaat niet langer voor de Vrouw anno 2011. Waar vroeger het eindexamen nog bestond uit muilen en met de vrije hand voelen hoe dik die portefeuille wel was, verkent de tong nu andere proefgrond. Wie heden ten dage niet met het vuur overweg kan, laat vrouwen ijskoud. Zonder eten niet naar bed.

Als liefdeskind van een profvoetballer en bijbehorende blonde huisvrouw, dacht ik dat kookplaten het favoriete mengpaneel van kokette keukenprinsessen waren.
‘Niks te zoeken hier, ga maar buiten spelen.’ Hier sta ik dan, twintig jaar later. Fruitpap als hoofdgerecht op een dinnerdate. Babykoekjes en Vlaams Fruit: een artisanaal afrodisiac, leek me. ‘Volgende keer kook je écht iets,’ schotelde ze me als haar dessert voor. Hartverwarmend.

Akkoord, een man moet voor zijn eega kunnen zorgen. Deze hoogopgeleide creatieve blanke kanjer doet dit via zijn pen. Doorgaans door het uitschrijven van blanco (concert)cheques, in crisissituaties door patserige poëzie te produceren. Om toch maar die gevoelige snaar te raken, zodat zijn blaastrompet niet verkalkt. Huisje weltevree bij VDV.

Nu dreigen Meus & Herman dus m’n ruiten in te gooien. De meesterchefs onder de cockblockers. Eikels die andere eikels droogzetten. Al staat die schort me wel beeldig, naar het schijnt. De brandwonden wat minder.

Vertrouwensband


Eerzucht ledigt de lucht uit onze band
Warempel wankelt het zadel
Of steken verdwaalde vlinders plots als bijen?

Lachen met jouw tongval, verdronken in de mijne
was me in schuld, doop me in water
Zoek onze zuurstof over bergen en dalen
Of dump je onze tandem al na de proloog?

Ik houd je uit de wind, je hebt genoeg gereden
Maar fluister opnieuw in mijn oor
Of op elk festival luidt een grafrede
En is de zomer alweer stil

Een ijskoningin als sirene
Op een toren van potentie
Een valpartij vermeden
Wij hebben betere benen dan dat

Little Red Corvette


Met het Winterkoninkje naar Prince
Op haar vleugels over Gent
Hoegaarden Rosé
Maar naast haar een echte vent

Fladderen als een dancing queen
In de purperen regen
De vrije vlucht vooruit
Deze avond is een zegen

Vuurwerk haalt ons uit de hemel
No extra time but yes a kiss
Treurtocht richting koningsstad
We came together in a bliss

In vijfde naar PWC
Minipootjes aan de pook
Werken in Wetteren
Snakkend naar een wolkje rook

Rechtervoet op de rem
Little Red Corvette
Fileflitsen en middelvingers
Drie uurtjes consultancy in bed

You really got to slow down (work)

Plasvrees


Het eerste festivalweekend zit erop. Van Rock Werchter tot HeeTervuren. Van de hoogmis der internationale rockscene tot een braderij der Belgische bands. Een aanslag op de draagkracht van mijn blaas. Want waar volk is, kan deze jongeheer niet wateren. Slechts in eenzaamheid vind ik het ruime sop op de Gele Zee.

Nochtans vormde plassen quasi een kwarteeuw lang een fluitje van een cent. Als een straaljager landde ik overal ter lande zonder vrees. Drinken, ritsen, pissen. Heerlijk. Nooit onrust in die Björn Borg-boxers. Of toch niet op die manier.

Tot een toiletincident goed twee jaar geleden. Samen met mijn wingman richting plasbak. Althans, dat dacht ik. Zijn gladde air veranderde in een ongeziene ongemakkelijkheid. ‘Wat scheelt er man, die laatste baco er teveel aan?’ grijnsde ik. ‘Ik kan niet pissen met iemand naast mij,’ stamelde hij.

Ongeloof drong zich pertinenter op dan mijn plasdrang. Hij, de vlotte player met een kapsel al even afgelijnd als z’n kaaklijn. Altijd en overal at ease. Zijn visie was mijn visie. Van de marktwaarde van babes met bolle bipsen tot een evenwichtige invulling van de nachtelijke agenda. Zonder overleg met mijn blaas besloot mijn brein tot de onmiddellijke aankoop van plasvrees. Wat voor mijn wingman werkt, werkt voor mij. Solidariteit in de schaamstreek.

Met sindsdien regelmatig fileverkeer in mijn urineleider als gevolg. Dus ook dit weekend in Werchter. De miserie begon vrijdag al omstreeks 17u. De eerste pinten bij Triggerfinger vormden de aanleiding tot het eerste prostaatprotest. De kotjes van Dixie aanzag ik niet als een serieuze optie. Ook een man met plasvrees heeft zijn trots.

Ik dus richting urinoirs. Met roest beslagen ijzer dat nauwelijks verschilt van de voederbakken waar de koeien op andere weilanden uit vreten. Horden halfbezopen festivalgangers met elk een stuk vlees in de aanslag. Al drummend naar de verlossing. Of waren dat de Arctic Monkeys in de achtergrond? Feit is dat deze romanticus hier zijn heil niet zou vinden.

Wachten dus. Tot The National. Hopelijk zou de rauwe melancholie van Matt Berninger me tot het nodige vochtverlies dwingen. Via m’n zuiderslange wimpers die als gracieuze glijbaan dienen voor mijn liquide emoties, welteverstaan. Met twee Noorse dames plots porrend in m’n billen kon ik me dat gezichtsverlies echter niet permitteren. Big boys don’t cry. Al stonden ondertussen ook mijn dijken van dijen op springen. Mijn blaas gedroeg zich bij zo weinig aandacht als een verveeld kind dat mijn hele onderbuikregio wakker maakte.

Tijdens Kings of Leon schreeuwde de hele wei dat ze iemand nodig hebben. Behalve ik, die een toilet echt wel dringender vond. Een afgezonderde plee, bad ik tot God. Krampen die het pijnniveau van appendicitis bereiken, maken het geloof opnieuw aantrekkelijk.
En zo kabbelde de avond onrustig verder. Ik had me al neergelegd bij een dijkbreuk tot een eenzame struik aan de boorden van de Dijle me uiteindelijk van een natte broek weerhield.

Vrouwen doen het liever in groep, ik kan het enkel alleen. Misschien eens het damestoilet proberen?